anders getinte opmerkingen dan ik in eerste instantie al gemaakt heb bij de beantwoording van mevrouw Dikken. De heer Tiaaeraans (weth.Voorzitter, mevrouw Tiemersma heeft nog eens aandacht gevraagd voor de mogelijkheid voor met name de amateuristische kunstbeoefening ook gebruik te maken van het nieuwe Fonds Cultuur. Ik heb dat in de commis sie ook positief beantwoord, omdat het ook al een punt was dat tijdens de behandeling van de bezuinigingsvoorstellen cultuur vorig jaar ook zodanig is geformuleerd. Een mogelijk heid is om alle amateuristische kunstbeoefenaars, -vereni gingen de verordening toe te zenden. Dat is een pak papier, maar dat is denk ik de meest korte klap. Overigens zal ook uiteraard ook de adviescommissie zich rekenschap geven van datgene wat vanuit de raad aan belangen wordt gehecht als het gaat over aanwending van het fonds ten behoeve van culturele activiteiten. Het is goed om dat nog eens naar voren te brengen. Het college stelt zich voor om dit jaar met de commissie van gedachten te wisselen over de wijze waarop de accenten die wij een komend jaar willen gaan leggen met betrekking tot de aanwending van die overigens zeer beperkte middelen als wij het hebben over het Fonds Cultuur, zodat college en ook de adviescommissie daar voordeel mee kunnen doen en vervolgens daar naar handelen. Aan het eind van het jaar zal uiteraard verslag worden gedaan van waarom aan welke instellingen/verenigingen een bijdrage is verstrekt en waarom aan andere niet. Dat is de lijn van opereren, zodat de raad ieder jaar accenten kan leggen en ieder jaar kan controleren of die accenten ook op de juiste manier zijn gelegd. De heer Feddema vroeg of inderdaad voor het overgangsjaar van de door hem genoemde instellingen 80% kan worden vastgesteld, dat is ook al in de commissie geformuleerd, en of het moge lijk is dat dan diezelfde instellingen in aanmerking kunnen komen voor een eventuele extra bijdrage uit het dan beschik bare of los daarvan staande Fonds Cultuur. Het antwoord is ten principale "ja", dat is ook al in de commissie gegeven. De criteria met betrekking tot de samenstelling van de ad viesgroep, dat zijn er een paar. In de eerste plaats een kleine groep, puur uit effectiviteit. Het is niet echt ver standig, ook al kijkend naar de omvang van het budget, om daar een hele zware en uitgebreide commissie op te zetten, maar klein wil natuurlijk niet zeggen gespeend van kwaliteit, in tegendeel die kan heel hoog zijn. Het tweede punt is dat wij niet hebben gekozen voor specifie ke belangenbehartigers, dus niet iemand die met ziel en zaligheid aan een bepaalde kunstvorm dan wel een vereniging 44 is gekoppeld, omdat in het verleden bij adviescommissies wel eens is gebleken, dat dit toch te veel belangenbehartiging vanuit de sector met zich meebrengt. Wij hebben gekozen, zoals wij dat noemen, voor brede belangenbehartigers ofwel passanten, mensen die een brede belangstelling voor alle verschillende onderdelen van de cultuur en cultuuruitingen hebben. Zo heeft die selectie plaatsgevonden. Een derde punt is dat wij ons voorstellen dat het verstandig is om de commissie regelmatig te wisselen van samenstelling, omdat ook dat van belang is om het punt van verstarring en dergelijke tegen te gaan of te veel een bepaalde richting uit te adviseren. Het laatste argument is dat wij gekozen hebben voor een samenstelling van twee mannen en twee vrouwen. De heer De Jong vraagt naar de samenstelling van de advies groep die de wethouder adviseert. Niet de wethouder wordt geadviseerd maar het college. Dat ik enigszins vaag zou zijn lijkt mij vrij onmogelijk, want ik heb de vier namen genoemd, specifieker kan ik echt niet worden. De argumenten en de motieven heb ik eerder aangedragen. Vervolgens zegt hij dat het toch maar een benoeming moet zijn door de raad. Dat kan, de vraag is alleen of dat ten opzichte van waar wij het hier over hebben wel zoveel toegevoegde waarde heeft. Ik denk toch dat wij moeten proberen om zo min mogelijk procedures te doen. Ik heb al aangegeven dat de activiteiten van de commis sie door de raad ieder jaar opnieuw kunnen worden beoordeeld, dan zal wel blijken of de samenstelling correct is of niet. Wij hebben gekeken naar mensen waarvan bekend is dat zij een brede interesse hebben, niet specifieke belangenbehartigers. Wij hebben denk ik een goed voorstel gedaan. Het is passend in LIS en dergelijke ook niet echt noodzakelijk dat de raad, nog afgezien of dat tot andere voorstellen leidt, zich daar mee in dit geval zou moeten bemoeien. In die zin denk ik dat de motie overbodig is en wil ik de motie ontraden. Mevrouw De Bruin heeft grote moeite met het Fonds Cultuur omdat daar alleen de grote festivals uit gesubsidieerd zouden worden. Ik vind dat wat lastig. Ik heb tot drie- viermaal toe gemeld dat dat niet de bedoeling is. Het is overigens ook niet de bedoeling dat de door haar genoemde instellingen, die zich bezig houden met die programmering van culturele activi teiten, per definitie een structurele subsidie krijgen. Ik mag er op wijzen dat tijdens de besluitvorming over de bezui nigingen in deze raad besloten is die structurele subsidies voor die organisaties waar zij en de heer Feddema over hebben gesproken af te schaffen. Wat wij nu doen is voor een over gangsjaar voor 1995 in feite impliciet een garantie voor 80% van de structurele bijdrage die men dit jaar nog kreeg en dat 45

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1995 | | pagina 23