voorstellen van b. en w. Punt 11 (bijlage nr. 18) De Voorzitter: Aan de orde is Aanbieding rapport "Evaluatie minimabeleid Leeuwarden 1989-1995". De heer Stoker: Ik denk dat er hier een goed rapport ligt, een prima stukje werk dat ten goede komt aan een deel van de Leeu warder burgers. Toch is beleid als dit wel bestempeld als zijn de een lapmiddel. Ik denk dat dat niet onjuist is. Immers het is jammer dat het nodig is, omdat het paarse beleid er voor zorgt dat de kloof tussen werkenden en niet werkenden alleen maar toeneemt. Inkomensbeleid wordt op rijksniveau gevoerd, maar men kan mede door het nu voorliggende beleid in dit rap port zien dat ook onze fractie, zoals vele andere in deze raad, zich niet onbetuigd laat om in positieve zin corrigerend bezig te zijn. De heer Brok: De terugtred van de verzorgingsstaat vertaalt zich in mindere of meerdere mate in de opkomst van de verzor- gingsstad. De opkomst van het gemeentelijk minimabeleid, waar sprake van is sinds de eerste bezuinigingsronde van het kabinet Lubbers 1 in 1983, doet dit althans vermoeden. Steeds meer ge meenten werden als meest dichtstbijzijnde overheid geconfron teerd met de gevolgen van het rijksinkomensbeleid en voelden zich na 1983 steeds meer geroepen zich intensiever bezig te houden met de problemen en verlangens van de ingezetenen met de smalste beurs. In een aantal gevallen hebben bestuurders de signalen van armoede in hun gemeente aangegrepen om tot inko menspolitieke maatregelen over te gaan. Bijvoorbeeld door cate gorale vrijstellingen voor gemeentelijke belastingen en het verstrekken van extra uitkeringen. In de minimacirculaire van 1 maart 1985 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken is aan het gemeentelijk minimabeleid paal en perk gesteld. Inkomensbeleid is een aangelegenheid van de rijksoverheid, luidde de circulaire. Mijn fractie is het daar mee eens. Het kan niet zo zijn dat de 625 gemeenten in ons land een afzonderlijke inkomenspolitiek gaan bedrijven. Als er iets aan inkomenspolitiek gedaan moet worden in ons land, is dat naar de mening van mijn fractie een zaak voor de minister of staatssecretaris van Financiën en wel in de sfeer van het aan passen van de belastingschijven. De minimacirculaire werd door de gemeenten die op verboden terrein actief waren als ontmoe digend ervaren, maar bood anderszins enig houdvast voor aftas tende gemeentelijke beleidsmakers om een minimabeleid vorm te geven dat niet onder de categorie van actieve inkomenspolitiek zou vallen. Juist dat minimabeleid is door een commissie uit deze raad geëvalueerd. Om precies te zijn het gemeentelijke minimabeleid over de periode 1989-1995. 10 Als de leden van mijn fractie denken aan minimabeleid komen bij ons gemengde gevoelends naar boven. Dat komt niet door het minimabeleid zelf, maar door het feit dat de WD nog geen twee jaar geleden door de PvdA bij de onderhandelingstafel voor een nieuw college weggestuurd werd omdat de Leeuwarder WD-fractie tegen het voeren van een gemeentelijk minimabeleid zou zijn. De reden om de WTD-fractie hiervoor niet aan een college deel te laten nemen heeft ons altijd bevreemd. Vooral omdat in ons ver kiezingsprogramma geen enkele passage opgenomen is waaruit blijkt dat de WD tegen het voeren van een gemeentelijk minima beleid is. Wel is de WD altijd tegenstander geweest - en dat zijn wij nog steeds - van het voeren van gemeentelijke inko menspolitiek. Gelukkig staan wij daarin niet alleen. Ook de FNV liet zich onlangs in de Volkskrant van 27 januari hierover uit. "Het kabinet is de verantwoordelijke voor inkomensbeleid in Nederland", aldus de Vakcentrale FNV aan de Vaste Kamercommis sie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een reactie op de Armoedewet Overigens, het paarse kabinet is het eerste kabinet in ons land dat met een armoedenota is gekomen. Toen wij vorig jaar bij de college-onderhandelingen wel de gelegenheid kregen om onze visie naar voren te brengen met betrekking tot het voeren van een gemeentelijk minimabeleid, bleek er geen enkel argument meer aanwezig te zijn om de WD-fractie op dit punt buiten het college te houden. Zo ziet u maar waar goed luisteren en vooral eikaars argumenten aanhoren toe kan leiden. Het verschil tussen de WD en de andere partijen, ook op dit punt, ligt onzes in ziens vooral op het terrein van in hoeverre de lokale overheid zich actief moet mengen in de maatschappij en regulering moet doorvoeren. In onze anti-socialistische neiging heeft de WD vaak gezegd dat de maatschappij niet maakbaar is. Dat standpunt huldigt mijn fractie ook. Maar de maatschappij mag dan wel niet maakbaar zijn, zij is wel breekbaar en daar waar de breuklijn van de maatschappij zich bevindt, zijn het juist vaak de mensen met smalste beurs die ook veelal aan de onderkant van de maat schappij zitten, die de dupe worden. Mijn fractie stelt zich dus niet zozeer op het standpunt van diegenen die liberalisme definiëren in termen van negatieve vrijheid en die de mening toegedaan zijn dat de maatschappij het beste gedijt als de overheid zoveel mogelijk afzijdig blijft en het individu de vrije hand laat. Het zogenaamde klassieke of utilitaristische liberalisme. Wij stellen ons veel nu op het standpunt van het ontplooiingsliberalisme dat in bepaalde situaties, vooral daar waar er een rechtstatelijk tekort is, ervoor pleit dat ook middelen ver-schaft moeten worden aan diegene die het aan ontplooiingskansen ontbreekt. Mijn fractie is van mening dat vrijheid mooi is, maar geen betekenis heeft voor diegenen die niet over de middelen be schikken om van hun vrijheid gebruik te maken. De sociale rechtvaardigheid, een van de peilers van het liberalisme, dient als het ware als ontsnappingsluik, als een strikte toepassing van de overige peilers van het liberalisme, namelijk als vrij heid, verantwoordelijkheid, verdraagzaamheid en gelijkwaardig heid, te gortig wordt. Het rapport dat voor ons ligt en waaraan zowel kwantitatieve 11

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1996 | | pagina 6