moment dat wij het convenant getekend hebben, zijn wij intern
met de verschillende beleidsafdelingen aan de gang gegaan om te
kijken hoe je die plannen zou kunnen invullen. Voor een deel
was dat heel concreet nog niet mogelijk, omdat in het kader van
de G15 er samengewerkt werd om kaders voor die plannen te
maken. Die zijn nog niet eens definitief binnen, daar begint nu
pas helderheid over te komen. Het wordt dus inderdaad een ver
schrikkelijke zware opgave om dat in juni klaar te krijgen.
Misschien zullen op een aantal terreinen de plannen er wel
liggen en voor de uitwerking nog in een periode daarna gede
tailleerd uitwerking moeten komen. Maar wij zetten heel nadruk
kelijk in om het grote belang van het Grote Stedenbeleid en ook
die samenwerking met het rijk echt voor elkaar te krijgen.
Daar hangt aan vast dat als ons dat lukt, het ook gemakkelijker
is om de gelden van het rijk daarvoor te benutten. Op een aan
tal terreinen heeft het rijk gelden toegezegd.
Tegelijkertijd geldt ook voor de provincie dat wij in het kader
van het Grote Stedenbeleid op dit moment een intentieverklaring
ondertekend hebben met de provincie. Maar ook dat zal moeten
worden omgezet in concrete plannen. Als dat lukt, kun je ge
zamenlijk financiële middelen voor die plannen inzetten. Het
heeft geen zin om enige ruimte te geven voor het idee dat het
ook best allemaal wat later zou mogen. Wij zetten heel strak in
op juni is de termijn, dan moet het ook komen. Wij kunnen hoog
uit voor de situatie komen dat op een aantal onderdelen mis
schien nog uitwerkingen moeten komen, maar in grote lijnen
moeten ze er juni a.s. echt liggen.
Verder wil mevrouw De Jong graag op de hoogte blijven van hoe
de diensten hun aandeel leveren in de projectorganisatie. Daar
liggen op dit moment geen concrete voorbeelden van, dat is ook
te snel. De diensten zullen denk ik toch moeten proberen via de
actieplannen een aantal activiteiten die zij nu in de reguliere
begroting hebben zitten onder te brengen in het Grote Steden
beleid, daarvoor ook de middelen die van het rijk komen moeten
proberen in te zetten. Op die manier zouden zij moeten proberen
geld vrij te spelen voor die f 30.000 om bij te dragen aan de
projectorganisatie. Dat is het idee er achter. Naar mijn idee
zou dat moeten lukken, omdat alle diensten ook mee kunnen pro
fiteren van de activiteiten die in het kader van het Grote
Stedenbeleid komen.
De heer Feenstra is inhoudelijk akkoord, maar gaat niet akkoord
met de financiering. Ik heb daar al wat over gezegd. Het is dus
niet de bedoeling dat wij activiteitengeld in organisatie
zetten. Hij heeft gezegd dat hij vindt dat je niet uit het
fonds zou moeten voorfinancieren. De bedoeling is heel nadruk
kelijk van het voorfinancieren dat die f 30.000,- ook dit jaar
door de verschillende diensten weer teruggestort worden. Ook
bij dit punt is het niet de bedoeling dat het ten koste gaat
van de vrije middelen uit het fonds, maar dat de diensten even
de tijd krijgen om de plannen klaar te krijgen en de tijd
krijgen om te zoeken binnen hun eigen begroting hoe zij die
11
f 30.000,- kunnen vrij spelen en vervolgens, als dat lukt, die
middelen terug storten in het Fonds Sociale Vernieuwing. Dat is
een praktische oplossing om nu zo snel mogelijk van start te
kunnen gaan.
Mevrouw De Bruin heeft gezegd dat wij er voor moeten oppassen
dat GSB niet verengd tot economie en werkgelegenheid. Ik ben
dat met haar eens. Het feit dat de projectorganisatie is onder
gebracht bij de sector Additionele Werkgelegenheid zegt niet
iets over het feit dat dat ook de zwaarste kant is. Het is heel
nadrukkelijk de bedoeling dat wij op een aantal terreinen
actieplannen gaan organiseren, ook op het terrein van zorg en
veiligheid en wijkplannen. Hoe belangrijk werkgelegenheid op
zichzelf ook is, belangrijk voor deze stad, wij zullen er voor
waken dat het verengd wordt tot dat item alleen. Ik zou willen
vragen om dat mee in de gaten te houden, dan letten wij er
samen op.
De heer Feddema heeft zich aangesloten bij andere sprekers.
Mevrouw Schaafsma: Ik heb eerlijk gezegd de verwachting dat
wanneer de aanbevelingen van de Commissie Minimabeleid uit
gevoerd gaan worden, er eerder sprake is van een tekort in de
bijzondere bijstand. Ik denk ook niet dat je dan kunt spreken
van een input-benadering, maar dat het gewoon een financie
ringsmogelijkheid is. Verder komen wij er bij de Perspectief-
nota op terug.
Mevrouw De Bruin: In aanvulling daarop.
Ik ben heel erg blij dat de wethouder heeft uitgesproken dat
ook middels het Grote Stedenbeleid wat aan de aanpak van het
minimabeleid gedaan wordt. Maar wij kunnen er niet omheen dat
juist de verbetering van de positie van de minima zowel kan
door enerzijds een meer individuele benadering middels juist
die bijzondere bijstand en dat het Grote Stedenbeleid vooral om
een collectieve benadering van een aantal zaken gaat. Juist
over de individuele kant heeft de Commissie Evaluatie Minima
beleid een prachtig rapport uitgebracht. De verwachting is toch
dat daar juist fors geld tekort is. Het enige dat ik heb willen
zeggen is dat wij op dat moment ook moeten kijken of wij even
tueel het besluit van het verleden om toch die f 4 a 5 ton te
onttrekken aan die bijzondere bijstand, dat wij dan ook de be
reidheid moeten hebben om dat eventueel weer toe te kennen aan
de bijzondere bijstand.
De heer Feenstra: Wij hebben even overlegd en gezien het ant
woord van de wethouder zijn wij er in ieder geval zeker van dat
de sociale vernieuwing niet ondersneeuwt en het geld niet uit
sluitend wordt gebruikt voor werkgelegenheid.
Wij gaan alsnog akkoord met het gehele voorstel
12