inhoudelijke discussie over een miniem punt. Het lijkt mij niet goed om daar in een laatste termijn van de behandeling van de Perspectiefnota vragen aan de wethouder over te stellen.Als u het opvat dat het als vraag bedoeld is, ik wou een kanttekening maken bij het toch akkoord gaan met de motie, maar wel met een kanttekening erbij Motie nr. 10 ben ik op dit moment tegen, omdat ik het niet reëel vindt om die uitspraak nu te doen, dat is het bevriezen van de tarieven sportaccommodatiesIk wil eerst de algehele discussie afwachten en dat is in mijn geval zeker geen uit vlucht Motie nr. 11, bevriezing tarieven OZB vind ik ook niet reëel, omdat je dan nu meteen al een bezuiniging elders inbouwt en zoals gezegd, ik wou dat na de vakantie bekijken. Motie nr. 12 heb ik mede-ondertekend en ben ik dus mee akkoord. De Voorzitter: Ik stel u voor een korte schorsing in te lassen ten behoeve van de laatste termijn van het college. De Voorzitter schorst om 16.45 uur de vergadering. De Voorzitter heropent om 17.15 uur de vergadering. Mevrouw De Haan (weth.)Mijnheer de voorzitter, ik zal begin nen met het Grote Stedenbeleid, omdat ik denk dat daar inhoude lijk een probleem dreigt te ontstaan. Wij hebben vanmiddag vrij uitvoerig gesproken in deze raad over het minimabeleid. Wij kunnen constateren dat men breed gedragen in de raad vindt dat er extra middelen moeten komen voor minimabeleid, toegespitst op die drie onderwerpen waar alle fracties het over gehad hebben, op een paar fracties na, die uitzondering zal ik erbij noemen. Dus inhoudelijk zijn wij het daar wel over eens, ook als college zijn wij bereid om voor stellen in die richting uit te werken. Wat er gebeurt, is dat de dekking nu wordt aangegeven vanuit het Grote Stedenbeleid en daarmee, zoals ik net al zei, de effectiviteit van ons Grote Stedenbeleid een beetje op losse schroeven wordt gezet. Door het nu zo te presenteren lopen wij op z'n minst het risico dat wij de doelstellingen, zoals wij die verwoord hebben in ons convenant met het rijk, maar ook in ons convenant met de provincie, niet lijken te gaan halen. Omdat zo'n groot deel van de vrije middelen structureel worden ingezet voor minimabeleid en er in feite nog zo'n klein stukje overblijft voor alle andere zaken, komt de geloofwaardigheid van de gemeente Leeuwarden ten opzichte van rijk en provincie, ten opzichte van de andere 15 in het geding en lijken de doelstellingen, zoals wij die hebben verwoord in het convenant, niet meer realistisch te zijn. Toen wij vorige week in de commissie uitvoerig over het GSB-beleid gepraat hebben, is door de commissie heel nadrukkelijk minimabeleid aangegeven als onderwerp dat mee zou 72 moeten in Grote Stedenbeleid. Op zichzelf is daar geen probleem mee, het college wil ook vanuit het Grote Stedenbeleid het minimabeleid wel meenemen. Wat in mijn ogen absoluut niet gebeurd is, afgelopen week in de commissie, is dat de commissie die integrale afweging gemaakt heeft en daarmee nadrukkelijk heeft gezegd: wij willen voor zo'n groot deel structureel minimabeleid ingevuld zien, dus wij stellen onze andere wensen ten aanzien van Grote Stedenbeleid even terughoudend op, wij hoeven niet zo nodig. Ik kan mij nog het hele verhaal herin neren dat de PAL/GL-fractie gehouden heeft. Het was toevoegen, toevoegen, toevoegen, het moest zo breed als maar enigszins kon en de integrale afweging in de zin van minimabeleid eerst als wij over Grote Stedenbeleid praten. Ons realiserend dat al die andere dingen dan maar een heel klein beetje kunnen, is naar mijn idee noch door de CDA-fractie, noch door de PAL/GL- fractie, noch door de andere fracties gedaan. Mijn conclusie luidt als volgt: we zitten ons zelf een beetje in een fuik te draaien als het gaat om het Grote Stedenbeleid. Het Grote Stedenbeleid waarvan overigens de hele raad accordeert dat dat prioriteit nummer één zou moeten zijn samen met de werkgelegen heid. Wij zijn een aantal dingen aan het koppelen waarmee wij in de problemen komen. Wat het college voorstelt is in feite het volgende: Het college is bereid voorstellen uit te werken; het college is bereid om extra middelen vanuit het Grote Stedenbeleid te financieren voor het minimabeleid; maar het college zegt daar tegelijkertijd bij, dan is wat ons betreft na de vakantie een discussie nodig is over de haalbaar heid van ons Grote Stedenbeleid. Op welke manier denkt de raad Grote Stedenbeleid in te vullen, welke prioriteiten zijn daar bij op welke manier kunnen wij voldoen aan de verplichtingen zoals wij die hebben neergelegd in de verschillende convenan- ten? Met andere woorden, het college is bereid dat wat u van ons vraagt te gaan invullen, maar bent u dan ook bereid om het college de ruimte te geven om het GSB-beleid ook op zijn effec tiviteit en in onze geloofwaardigheid naar buiten gestalte te geven. Daar is een discussie met de raad dan dringend voor nodig. Ik denk dat wij anders een groot probleem krijgen. (De heer Krol: Ik neem aan dat wij een derde termijn krijgen? Want het is natuurlijk een zaak om hierop te kunnen reageren.(De Voorzitter: Het is niet gebruikelijk, maar als het de besluit vorming dient, dat er een brede overeenstemming is, dat hier nieuwe argumenten door het college nu zwaar worden ingezet, dan lijkt mij dat verstandig. Maar wij moeten even afwachten in hoeverre wij nu wel of niet toch snel kunnen reageren.) (De heer Krol: Ik wil het wel bij stemverklaring doen, maar dan moeten wij iets meer tijd hebben dan ja of nee zeggen.) (De Voorzitter: Ik zal straks de balans opmaken.) (De heer Bilker: Ik ben afgelopen donderdag woordvoerder geweest in de commissie van het Grote Stedenbeleid en ik sta na deze toelichting in tweede instantie van het college toch wel raar te kijken. Ik had graag dat verhaal in die commissie gehad. Ik heb er nadrukkelijk naar gevraagd, dat was samen met mevrouw De Bruin toen wethouder Brinks aan het woord was en wethouder De Haan had gesproken. Toen hebben we gezegd: denk er om dit scenario zal maandag gebeuren, neem dat mee en dan willen wij graag nu al weten hoe u daar dan als college op zult 73

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1996 | | pagina 37