reageren. Nu worden wij pas in tweede instantie onder druk gezet.) Vervolgens heb ik geantwoord, mijnheer Bilker en ik zie mevrouw De Bruin nog heel hard ja knikken toen ik dat zei, voor het college betekent meenemen minimabeleid in het Grote Steden beleid dat wij het meenemen in de integrale afweging. (Mevrouw De Bruin: Toen heb ik mijn eigen wethouder gecorrigeerd en tegen hem gezegd: mijnheer Brinks (want hij gaf ook aan dat hij het wou overwegen in het college) u ziet dat mevrouw De Haan en mijnheer De Jong heel gretig voorstellen van de commissie overnemen, ik verwacht van u dat u ook de voor-stellen van de commissie, die hier gedaan worden, gewoon uitvoertIk zie hier heel veel instemmend geknik.) Laten wij dan zeggen dat het absoluut onduidelijk is geweest, zowel in de voorbereiding als in de commissie. Ik heb op geen enkele manier vanuit het Grote Stedenbeleid de toezegging gedaan dat wij het volledige minima beleid voor f 1 miljoen uit het Grote Stedenbeleid zouden kunnen financieren, net zo min - en dat houd ik staande - als de raad heeft gezegd dat van de f 1,5 miljoen, die beschikbaar is voor het Grote Stedenbeleid, er minstens f 8 ton voor het minimabeleid zou moeten worden ingezetDat heb ik uit de commissievergadering absoluut niet begrepen, van geen enkele fractie. (De heer Krol: Niet mevrouw De Haan heeft die toe zegging gedaan ten aanzien van het minimabeleid, mevrouw De Bruin zei hoe kan het nu toch zo zijn dat de heer Brinks geen toezeggingen doet op vragen van de commissie en mevrouw De Haan en de heer De Jong over andere onderwerpen wel. Toen is het volgende gebeurd, toen heeft de voorzitter van de commissie, de heer Hoogeveen, gezegd het college neemt over? En dat heeft dat heeft de heer Brinks bevestigd. Daarmee was voor de commissie duidelijk dat het college in de richting ging zoals de meerder heid van de partijen dat wilde. Dat is de gang van zaken zoals die precies gebeurd is.) Laat dan helder zijn dat mijn toezeg ging over het meenemen in het Grote Stedenbeleid absoluut anders geïnterpreteerd is dan ik het bedoeld heb. Laten wij ook helder zijn over het feit dat als wij praten over toezeggingen van de kant van het college, en die discussie heb ik indertijd ook in de commissie meegemaakt, wij de hele discussie over de minimanota zijn ingegaan met het stellen van een aantal priori teiten zonder de dekking daarbijDe toezegging die er inder tijd geweest is, ik denk dat wij die ook zo terug kunnen lezen in ieder verslag. Ik heb er ook zelf bij gezeten dat wethouder Brinks toegezegd heeft voor de Perspectiefnota a. te zullen aangeven wat er in het minimabeleid omgaat en b. wat moeten eventuele nieuwe maatregelen kosten. Dat is de toezegging die hij gedaan heeft en ook die heeft men geïnterpreteerd als zou het college ook onmiddellijk de dekking er maar even bij leggen. Wij moeten helder zijn. Men verwijt het college een aantal zaken die zij niet heeft toegezegd. (De Voorzitter: Maar ik denk dat het er nu om gaat welke helderheid de raad uit eindelijk in finale zin geeft.) Concreet om gewoon het probleem op te lossen waar wij nu naar mijn gevoel een beetje met z'n allen in zitten. Dat is a. het college zegt toe met voorstellen te komen, probeert de dekking vanuit het Grote Stedenbeleid te vinden, maar stelt daar tegelijkertijd bij vast dat wij met de raad een discussie zullen voeren over hoe wij de effectiviteit van ons Grote Stedenbeleid met z'n allen tot stand kunnen brengen op een geloofwaardige manier. (De heer Krol: Mevrouw De 74 Haan zegt de effectiviteit komt op losse schroeven te staan, de doelstelling lijkt niet te kunnen worden gehaald, de geloof waardigheid is in het geding, het lijkt niet realistischIk begrijp dat er ten aanzien van afspraken met Den Haag, het convenant, geen enkel probleem is.) Dat begrijp de heer Krol dan bewust verkeerd. (De heer Krol: Dat heeft de wethouder niet met zoveel woorden gezegd, zij zegt iedere keer het lijkt zo te zijn. Ik bedoel daar is geen precies zwart-wit redenering op toe te passen. Als wij met een goed verhaal komen, dan moet dat toch kunnen lukken. De raad besluit met betrekking tot GSB tot een zekere invulling op dit moment. Ik denk dat als een meer derheid van de raad spreekt, de rest zich daarbij neer moet leggen en dat het dan ook op die manier moet worden uitgevoerd. Dat betekent dus dat er nu prioriteiten gelegd worden, dat er een soort afweging plaats vindt van als dit er in zit dan zou het best zo kunnen zijn dat het ten koste van iets anders moet gaan. Ik denk dat de CDA-fractie in ieder geval zich daar heel goed van bewust is. Daarom willen wij het besluit nemen zoals dat er ligt en hebben wij er op dit moment geen behoefte aan om na de zomervakantie opnieuw het GSB aan de orde te stellen, anders dan de finale afweging die in de raad zal moet plaats vinden Als laatste een reactie op de heer Krol. Natuurlijk ben ik het met hem eens dat als de raad spreekt, het zo wordt uitgevoerd. In die zin zeg ik hem ook toe, het college komt, nadat zo breed in deze raad is gegeven dat voor minimabeleid extra middelen nodig zijn, met de toezegging om daar ook invulling aan pro beren te geven. Wat ik probeer aan te duiden is dat hij ons nu in een positie manoeuvreert die voor ons haast onmogelijk is om uit te voeren. Ik hoop dat hij daar enig begrip voor wil op brengen. Hij kan wel twintig dingen tegen ons zeggen van voer het uit, maar op een gegeven moment, als wij het gevoel hebben dat het niet meer mogelijk is, dan lijkt het mij toch reëel dat ik daar mededeling van doe. (De heer Krol: Dan moet mevrouw De Haan nog even ingaan op het feit waarom het dan niet meer moge lijk zou zijn op het moment dat deze motie wordt aangenomen. Er wordt f 1,5 miljoen structureel aan toegevoegd. De raad legt een aantal prioriteiten aan met betrekking tot die f 1,5 miljoen, voor de rest blijft het Grote Stedenbeleid met betrek king tot zorg enz. recht overeind staan. Er zijn nog te beste den middelen waar wij over moeten praten ten aanzien van pro jecten. Dus wat mij betreft en voor zover ik het kan overzien, is die ruimte nog steeds aanwezig en onmogelijk is het Grote Stedenbeleid dan niet meer, dan alleen wanneer je andere prioriteiten wilt aanleggen en zeg dat dan.) Misschien is het handig om het convenant er nog eens bij te pakken en de volle breedte van het beleid te kijken. Wat de heer Krol nu doet bij de invulling van de eigen gemeentelijke middelen, die wij structureel daarvoor in aanmerking willen laten komen, is om die tweederde alleen voor minimabeleid om te zetten. Ik denk dat dat in verhouding tot de breedte van het Grote Stedenbeleid richting Den Haag, maar ook richting provincie, richting andere partners ons ongeloofwaardig maakt als het om het Grote Steden beleid gaat. Ik kan haast op voorhand de reactie van staats secretaris Kohnstam voorleggen hoe hij daarop zal reageren. Ik denk dat dat vanuit de gemeente uiterst onverstandig zou zijn. Dat is wat ik aan wil geven en om die reden zeg ik, laten wij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1996 | | pagina 38