best trots op kan zijn. Er is echter afgesproken dat er na het
bereiken van de 50 megawatt geëvalueerd zou worden, provinciaal
dan. Om nu te voorkomen dat die evaluatie negatief uitvalt, om
dat gemeenten zich bijvoorbeeld niet gehouden hebben aan de af
te spreken maximale hoogte van 40 meter, ben ik tegen de hier
voorgestelde maximale hoogte van 50 meter. Ik vind de argumen
ten die daarbij door het college worden aangevoerd niet over
tuigend en het belang van een goede evaluatie te groot om hier
zomaar aan voorbij te gaan. Wij kunnen er niet omheen dat veel
mensen hun bedenkingen hebben vanwege de invloed van windtur
bines op het landschap. Met de maximale hoogte van 4 0 meter
hopen wij wat dit betreft op een groter draagvlak om na de 50
megawatt verder te kunnen gaan tot de gewenste 200 megawatt. In
die zin ben ik het ook niet eens met de motie die mevrouw
Inberg net heeft ingediend. Het convenant is er nog niet, maar
wij weten wel dat de provinciale beleidslijn is om zoveel
mogelijk tot clustering te komen. Ik wou de volgende motie
indienen
"De raad van de gemeente Leeuwarden,
in vergadering bijeen op 18 november 1996;
overwegende dat
plaatsing van windturbines vanuit het oogpunt van duurzame
energievoorziening een belangrijke zaak is;
besluit
wat dit betreft zoveel mogelijk aan te sluiten bij het
provinciale beleid in deze en de maximale hoogte van wind
turbines vast te stellen op 40 meter."
Deze motie is ondertekend namens de GPV/RPF/SGP-fractie door
mijzelf en namens de NLP-fractie door de heer Jacobse.
(De VoorzitterDe motie maakt onderdeel uit van de beraad
slagingen
De heer BeersDe PAL/GL-fractie kan zich vinden in de wens te
clusteren, maar is zeker niet tegen alleenstaande molens. De
motivering van het college berust op subjectieve argumenten,
men noemt het rommelig en landschapsverstoring. Dat zijn
betrekkelijke argumenten, want wat de een rommelig of een
verstoring vindt, hoeft dat voor een ander niet te zijn. De
PAL/GL-fractie wijst daarom op een meer inhoudelijk argument om
toch voor alleenstaande molens te pleiten. Veel belangrijker
dan het beeld is de doelstelling, namelijk milieuvriendelijke
opwekking van elektriciteit. Dergelijke slechte argumentatie
van het college overtuigt niet, zeker niet als ook de provin
cie, de Stichting Windenergie Noord-Nederland en de FLTO voor
alleenstaande molens pleiten.
Mevrouw Van Ulzen: Mijn fractie zou graag even willen schorsen,
omdat wij graag de motie van mevrouw Inberg willen bespreken.
De Voorzitter: Nadat de eerste termijn is afgerond, zal dit
verzoek worden ingewilligd.
24
De heer Jacobse: In de commissievergadering heeft collega De
Jong zich sterk verzet tegen die 50 meter en met name vanwege
het feit dat dat toch wel een erg groot beslag legt op het
uitzicht. Ik heb begrepen dat diverse kerktorens in deze stad
ongeveer even hoog zijn. Dat vindt hij wel een mooi gezicht,
maar om nu vanuit de verte naar een aantal molens te kijken dat
vindt hij uit ruimtelijke ordeningsoogpunt niet zo fraai.
De collega van de GPV/RPF/SGP-fractie is met een motie gekomen
en dat is precies wat wij in de commissie gezegd hebben. Het
zal dus ook niemand verbazen dat wij die motie hebben onder
schreven
In de commissie hebben wij ons ook verzet tegen het plaatsen
van windmolens buiten de gebieden die daarvoor zijn aangewezen
in de nota, dus geen enkelvoudige molens verspreid over aller
lei plaatsen. Wij moeten dat centreren, zodat dat de minste
ruimtelijke belemmeringen oplevert.
Wij zullen dus ook niet voor het voorstel van de D66-fractie
stemmen
De heer De Vries: Het Energiecentrum in Petten heeft in de
afgelopen tien jaar veel onderzoek gedaan naar het rendement
van windturbines en heeft geconstateerd dat dit niet hoger komt
dan 25%. De industrie welke windturbines vervaardigt doet er
alles aan om het rendement te verbeteren, maar in Petten ligt
men daar alsnog nog niet wakker van. Het lage rendement
betekent dat de aanschaf alleen aantrekkelijk is als dit
gepaard gaat met een interessante subsidie. Plaatsing draagt
dan ook bij aan verbetering van het milieu omdat geen brand
stoffen nodig zijn om de stroom op te wekken. Aanschaf van een
windturbine moet voor een gebruiker twee invalshoeken hebben.
Ten eerste goedkoper stroomgebruik en wat niet gebruikt kan
worden, bijvoorbeeld in de nacht, wordt verkocht aan het
distributiebedrijf. Dat laatste is dus van secondair belang.
Ten tweede interesse voor een schoner milieu. Wil dit alles
kans van slagen hebben, dan moet de windturbine zo dicht
mogelijk bij de verbruiksplaats worden gesitueerd. Daarom is de
CDA-fractie voor het toestaan van solitaire windturbines op
industrieterreinen en bij agrarische bedrijven.
Als de gemeente Leeuwarden solitaire windturbines in de directe
nabijheid van de verbruiksplaats afwijst, volgt zij niet het
beleid van de provincie Friesland, die aan clustering de voor
keur geeft, maar solitair niet afwijst. Een rondje langs de
omliggende gemeenten geeft aan dat de grote meerderheid dit
beleid naar de letter volgt. Op 22 oktober jl. heeft wethouder
Timmermans ons doen willen geloven dat het meedoen aan cluste
ring van windmolens en de opgewekte stroom vervolgens te ver
kopen aan het distributiebedrijf een beleggingsobject is. De
CDA-fractie vraagt zich af of zij daarin mee moet gaan met
betrekking tot de horizonvervuiling, wat overigens een puur
subjectief begrip is. De CDA-fractie stelt voor om het provin
ciaal beleid ten aanzien van windturbines te volgen en derhalve
ook solitaire windturbines in de directe nabijheid van agrari
sche bedrijven toe te staan, waarbij het heel wel mogelijk is
om daar voorwaarden aan te stellen, zo dat ook met clustering
gebeurt
25