zien het dan ook als een eerste aanzet. U weet dat mijn fractie
geen landelijke of internationale politiek wil in deze raad. De
kiezers hebben daarvoor op anderen gestemd. Wij willen daarom
terughoudend zijn op dit soort gebieden. Er zijn uiteraard
beleidsvlakken waar gemeente en Rijk samen of in aanvulling op
elkaar bezig zijn. Gezien vanuit dit laatste acht mijn fractie
voldoende termen aanwezig om deze oproep via deze motie gepast
te vinden en deze te ondersteunen.
De heer Gros: Het is duidelijk dat de minima de afgelopen jaren
enkele honderden guldens aan koopkracht hebben ingeleverd. Om
te voorkomen dat herstel van deze koopkracht structureel op de
gemeente wordt afgewenteld, pleit de fractie van D66 voor maat
regelen op rijksniveau. Verschillende maatregelen zijn hiervoor
denkbaar, zoals algemene verhoging van uitkeringen, verhoging
van bijzondere bijstand voor de diverse doelgroepen en fiscale
maatregelen. Het instrumentarium dat gekozen wordt is niet in
eerste instantie onze verantwoordelijkheid als gemeente. De
inhoud en intentie van de motie van de PAL/GL-fractie is een
weergave van het voorgaande door mij gesteld en wordt daardoor
mede-ondertekend door mij namens de D66-fractie.
Tevens maak ik melding van het feit dat de inhoud van deze
motie door mij aanstaande woensdag onder de aandacht zal worden
gebracht van de fractievoorzitter van D66 in de Tweede Kamer de
heer Gerrit Jan Wolffensperger
Mevrouw WaandersWij hebben bij de behandeling van de
begroting 1997 raadsbreed een motie aangenomen waarin het
college werd opgedragen om bij het Rijk meer middelen te
bepleiten voor de bijzondere bijstand, omdat het overschot, dat
wij een aantal jaren hebben gehad, onderhand veranderd is in
een flink tekort. Dat pleidooi dat wij gehouden hebben, blijft
overeind. Bijzondere bijstand blijft echter een manier om
bijzondere uitgaven te kunnen vergoeden aan mensen met een
minimum uitkering, maar de basisuitkering moet voldoende zijn
en die basisuitkering is wat ons betreft absoluut niet
voldoende om fatsoenlijk van te leven. Sinds 1980, om nog maar
even het cijfer te noemen dat de laatste tijd vaker is genoemd,
is de koopkracht van de minima gemiddeld met f 211,- gedaald.
Vandaar dat wij de motie van harte ondersteunen.
De heer Biemans: Mijn fractie heeft grote zorgen om de
inkomenspositie van een grote groep inwoners van Leeuwarden.
Wij zijn daarom van harte akkoord gegaan om in het kader van
het minimabeleid te zoeken naar oplossingen voor deze grote
groep. Het gemeentelijk beleid kan in onze ogen niets anders
zijn dan aanvullend op het rijksbeleid. Op rijksniveau ligt de
eerste verantwoordelijkheid te zorgen voor een afdoende uit
keringsstelsel. Wij hebben moeten constateren dat wij als
gemeente gedwongen worden de gaten te dichten die de rijks
overheid laat vallen. Tegenover de mooie woorden over lasten
verlichting op rijksniveau staat het beeld van een inkomens
groep die in het geheel niets merkt van enige lastenver
lichting, een groep die voornamelijk wordt gevormd door mensen
20
met een minimum inkomen, een groep die in deze gemeente helaas
omvangrijk is. In het kader van het minimabeleid voeren wij een
discussie over maatwerk die enig soelaas moet bieden voor deze
mensen, maar wij constateren raadsbreed dat de primaire verant
woordelijkheid voor de hoogte van de uitkeringen ligt bij de
rijksoverheid en dat die uitkeringen over de hele breedte te
laag zijn. Gemeentelijke maatregelen, waaronder die in het
kader van de bijzondere bijstand, vormen in feite een slecht
passende lappendeken om op gemeentelijk niveau het falen van
rijksbeleid toe te dekken. Wij proberen als gemeenteraad om op
lokaal niveau onze verantwoordelijkheid voor een grote groep
burgers serieus inhoud te geven, maar wij constateren tegelij
kertijd dat de rijksoverheid ook haar verantwoordelijkheden
moet nemen. Wij worden als gemeente voor een onoplosbaar
probleem gesteld. Alleen het bijstellen van de hoogte van
uitkeringen lijkt een oplossing te bieden. Om een signaal
hierover af te geven naar de regering is het goed dat deze raad
uitspreekt dat de uitkeringen te laag zijn en dat het een
bittere noodzaak voor de minima is die uitkeringen te verhogen.
Wij hebben daarom de motie van de heer Roekiman graag mede-
ondertekend.
De heer Feddema: 4 november 1996, tijdens de begrotingsbehande
ling 1997-2000 is een PvdA-motie aangenomen met algemene
stemmen, inhoudende bij het Rijk de armoedeproblematiek en de
inspanningen van de gemeente Leeuwarden ter bestrijding van die
armoede onder de aandacht te brengen en bij het Rijk extra
middelen te bepleiten om gemeenten beter in staat te stellen
armoede te bestrijden. De WD-fractie heeft die motie van harte
ondersteund. De brief met de inhoud van die motie is plusminus
half januari 1997 naar Den Haag gegaan, amper een maand
geleden. Wij hebben nog geen reactie hierop.
Nu de PAL/GL-motie van 17 februari, vanavond dus. Deze motie
spreekt onder andere uit dat: "de voorzitter van DIVOSA een
verhoging van minimaal 5% van het minimum uitkeringsniveau
noodzakelijk acht" en "is van mening dat het niveau van een
minimum uitkering te laag is" en "dat het noodzakelijk is om
het niveau van de minimum uitkering substantieel te verhogen
zodanig dat de koopkracht daardoor toeneemt"Met deze motie
kan de WD-fractie niet akkoord gaan en wij zullen deze ook
niet steunen. Waarom niet?
Ieder substantieel percentage verhoging van een minimum uit
kering kost banen, want in ons systeem vindt doorberekening
plaats tot in het minimum loon. En wat te denken over de
armoedeval van die Nederlanders die enige procenten boven
bijstandsniveau zitten? Nog meer burgers in de bijstand? Dat
wil de WD niet. De WD-fractie staat nog steeds achter de
brief van burgemeester en wethouders inzake aandacht vragen
voor meer middelen voor bijzondere bijstand van de vorige
maand, die naar aanleiding van de ook door de WD-fractie
ondertekende PvdA-motie is verstuurd.
De Voorzitter: Ik stel u voor te pauzeren. Het college kan zich
dan beraden over het antwoord en dan kunnen wij daarna op dit
punt de tweede termijn ingaan.
21