Blad 20
Verslag van de raadsvergadering van 14 april 1997
De motie is ondertekend door de heer Krol namens de CDA-
fractie, de heer Stoker namens de GPV/RPF/SGP-fractie en
door mijzelf namens de NLP-fractie.
De niet-collegepartijen hebben gezamenlijk ook een motie
ingediend ingericht op een betere beheersing van de coffee
shops, de heer Krol heeft die zojuist ingediend. Uiteinde
lijk betekent aanname van die motie dat het oorspronkelijk
voorstel wordt aanvaard.
De Voorzitter: Ik wil graag namens het college ingaan op de
diverse sprekers. Er zitten een paar algemene thema's in de
diverse kanttekeningen. Een van de belangrijkste is in
hoeverre het juist is dat er, zoals velen dat kenschetsen,
een verschuiving is te constateren in het huidige college
voorstel ten opzichte van het eerste voorstelIk ontken
niet dat die verschuiving er in zit, die heb ik nooit wil
len ontkennen en ik heb ook in de commissie uitgelegd en
uiteengezet hoe die tot stand is gekomen. Gaandeweg zijn
wij er in het contact met de organisaties achter gekomen
dat er mogelijkheden waren, door onder andere het weglaten
van het afstandscriterium, het kernkarakter van het colle
gevoorstel nog meer te versterken, dat van de volwassen
regulering met het accent op de beheersing en het tegengaan
van overlast en niet zozeer het streven naar een einduit
komst van het wel of niet drastisch verminderd aantal cof
feeshops
Ten tweede is het zo dat vanuit de raad in eerste termijn,
want het zou kunnen lijken dat het college eigenstandig een
verschuiving heeft doen plaatsvinden, dat is natuurlijk
niet zo, heel duidelijk is gebleken dat er ten opzichte van
de eerste ontwerp-voorstellen van het college nadere onder
bouwing/motiveringen op een groot aantal punten zou moeten
komen, waaronder met name dat afstandscriterium. Wij hebben
daar een heel interessante discussie over gehad, hoe breed
de binnenstad wel niet zou moeten zijn om een bepaald aan
tal in stand te laten en als je verkeerd zou meten dat er
dan heel weinig zou overblijven. Gaandeweg is ook nooit
echt het aantal de kern geweest, maar het beheersbaar regu
leren en het volwassen beoordelen van een inrichting waarin
geestverruimende middelen worden gebruikt, waar alcohol ook
onder geschaard mag worden.
Dat is in feite die kern van de beantwoording.
Het tweede heel belangrijke punt is het verhaal over de
vierkante meters en in hoeverre dat gehanteerd zou moeten
worden. Ik begrijp van een aantal sprekers dat voor be
staande inrichtingen een overgangsregeling moet gelden, die
het binnen de nu al ruime overgangstermijn niet halen om
fysieke redenen in die zin dat het heel moeilijk is, zo
niet onmogelijk ook al zouden zij het gewild hebben in de
Blad 21
Verslag van de raadsvergadering van 14 april 1997
afgelopen periode, zij het technisch niet kunnen. Daarom
wil ik er op wijzen - en ik hoop dat u mij in tweede ter
mijn bij die uitleg steunt - dat niet voor niets aan het
einde van het voorstel daar uitdrukkelijk een regeling voor
is opgenomen hoe daarmee om te gaan. Aan het eind van blad
zijde 6 van de hoofdverordening staat onder artikel 8: "Aan
artikel 6.5 wordt een achtste lid toegevoegd, luidend: '8.
Ten aanzien van het gestelde in artikel 2.3.1.1.b, eerste
lid onder b,". Dat verwijst naar 1.1.c en dat gaat over de
35 ms, niet alleen duurt de overgangstermijn anderhalf
jaar, geformuleerd onder a, maar op het laatste blad is er
zelfs een mogelijkheid voor die gevallen waarbij de 35mJ-
eis "uit bouwkundige, stedebouwkundige of andere bijzondere
overwegingen redelijkerwijs niet is te realiseren."
Een aantal mensen heeft ook gevraagd wanneer wij gaan eva
lueren. Ik stel voor dat te doen tegen het aflopen van de
overgangsperiode, dus eind 1998, aan te geven welke geval
len hebben aangegeven dit niet te kunnen realiseren om
technische redenen en die verzoeken lid b. toegepast te
willen hebben. Ik doe dat in overleg met de raad. Maar hoop
dat de structuur van de verordening wordt gehandhaafd. Ik
zeg toe dat de raad daarin van mij gemotiveerd krijgt waar
om in bepaalde gevallen het terecht is om dit artikel toe
te passen. Ik begrijp ook dat de geest van de raad zo zou
kunnen zijn dat de uitvoerder van de verordening namens de
raad, ook al is hij zelfstandig bestuursorgaan, daar toch
rekening mee zou kunnen en moeten houden. Kortom als u
aangeeft dat u geëxpliciteerd wilt hebben hoe omgegaan
wordt door de hanteerder van dit artikel met dit artikel,
dan doe ik dat in overleg met u. Ik vraag graag uw reactie
in tweede termijn op deze uitleg, met elkaar bespreken na
ruim een jaar, tweede helft 1998.
Mevrouw Waanders
Op zichzelf, dat is ook het collegestandpunt, is de terug
gang, of die nou beperkt of breed is, niet het punt. Zij
vraagt wel aandacht voor een punt dat eigenlijk op de hore-
casituatie in algemene zin slaat, waarom de opmerking over
het laten vervallen van horecavrije gebieden zoals zo stel
lig in dit stelsel is opgenomen? Dat komt omdat dit stelsel
niet alleen is gemaakt om coffeeshops te reguleren, maar
alle horecavestigingen. Wij constateren dat bij de huidige
criteria en met de weigeringseisen die staan vermeld onder
2.3.1.1.adat je pas als zelfstandig bestuursorgaan een
exploitatievergunning kunt geven als aan een aantal crite
ria wordt voldaan, bijna alle instrumenten staan, namelijk:
het moet planologisch verantwoord zijn. Voor alle woon
wijken buiten de binnenstad hebben wij eigenlijk een
helder bestemmingsplan;
het mag geweigerd worden op te verwachten hinder, omdat
de hoofdfunctie van zo'n straat daarmee zou worden aan
getast. Als een straat hoofdzakelijk een woonfunctie