Blad 42 Verslag van de raadsvergadering van 14 april 1997 overigens geen verwijt richting het college, maar een con statering waarvan gezegd kan worden dat alle betrokken actoren daardoor een belangrijk onderdeel van de discussie hebben laten liggen. Nu is het ontwikkelen van een consumentenvisie niet een van de gemakkelijkste zaken. Er zijn immers tal van consumen tentypen met elk heel uiteenlopende gedrags- en bestedings patronen. Er is echter één kwalificatie die op alle consu menten en bezoekers van toepassing is en zal blijven, name lijk de klant is koning. In die rol beslist de consument, de zoeker, wat hij/zij waar wil kopen, in de binnenstad of net daar buiten. Wil men snel boodschappen doen of gezellig winkelen. Het is van belang het gedrag van de consument van de afgelopen decennia als uitgangspunt te nemen bij het verankeren van nieuw gemeentelijk beleid. Naast het ontbre ken van een echte consumentenvisie is, naar de mening van mijn fractie, opgevallen dat verschillende betrokkenen het liefst zouden zien dat de gemeente met betrekking tot het vervaardigen van het GDV-beleid 1. alles tot in de finesses zou regelen en 2. het liefst ook nog op de wijze zoals het de betrokkenen voor ogen staat. En juist aan deze twee verwachtingen kan en wil de WD-fractie niet voldoen. De WD-fractie ziet voor zichzelf slechts een rol om de rand voorwaarden voor het GDV-beleid te verankeren. Invulling dient te geschieden door het bedrijfsleven en de belangen groeperingen, weliswaar in goed overleg met het gemeentebe stuur Het is van belang en bovenal liberaal slechts in te zetten op het creëren van een voorwaardenscheppend beleid, dat is gericht op versterking van de verzorgingsstructuur. Juist door randvoorwaarden te creëren geven wij ruimte aan nieuwe ontwikkelingen voor de detailhandel. Nieuwe ontwikkelingen met als doel op zijn minst een deel van de tientallen pro centen koopkrachtafvloeiing van de afgelopen jaren terug te laten stromen en meer koopkracht betekent meer werk, meer werk voor de beroepsbevolking van Leeuwarden, een beroeps bevolking waarvan op dit moment ruim 25% langs de lijn van het reguliere arbeidsproces staat. Alleen hier al om zijn nieuwe ontwikkelingen broodnodig. In het boek 'Trends van overmorgen, het consumentengedrag in de jaren negentig' zegt Robert Philips, president-directeur van Unilever, het treffend: "De markt trekt slechts aan als er initiatieven worden genomen, als mensen met iets nieuws komen en creati viteit zich laat gelden. De markt zakt in als niemand meer iets onderneemt." De keuze van mijn fractie voor De Centrale en de argumenten die aan die keuze ten grondslag hebben gelegen, heb ik uitvoerig in de commissie toegelicht en zal ik niet herha len. Wel nog het volgende. Blad 43 Verslag van de raadsvergadering van 14 april 1997 Naar aanleiding van de commissievergadering en de nieuwe raadsbrief wil mijn fractie nog graag antwoord op de vol gende vragen. 1. In het raadsbesluit is punt 1. onzes inziens niet al te duidelijk geformuleerd. De wethouder heeft reeds eerder aangegeven dat zij van mening is dat getracht moet wor den verdere ontwikkelingen van de meubelbranche op het terrein van De Centrale gerealiseerd te krijgen. Maar ik neem aan dat het college de ontwikkeling van een meubelboulevard in het Westergopark niet op slot zet. Wil het college bij de vergunningverlening voor de ont wikkeling op De Centrale duidelijk verankeren dat in dien ontwikkeling van meubelzaken aldaar niet mogelijk blijkt te zijn het Westergopark een alternatief blijft? 2. De WD-fractie heeft begrepen dat Kennemerland BV be reid is te investeren in faciliteiten buiten het ter rein van De Centrale om hierdoor de bereikbaarheid en aansluiting te verbeteren. Wil het college hier bij de definitieve vergunningverlening duidelijke afspraken over maken? 3. Is het college van plan vaart te zetten achter de defi nitieve ontwikkeling van de plannen voor de herinrich ting van de binnenstad en is het college in het ver lengde hiervan van mening dat tevens vaart gemaakt moet worden met het creëren van parkeerplaatsen in en net buiten de binnenstad, die de parkeerplaatsen die bij herinrichting weg zullen vallen zullen compenseren? Mijnheer de voorzitter, niet alleen tussen belangenorgani saties onderling en intern en binnen de raad waren de afge lopen periode verschillende standpunten waar te nemen. De lijn voor of tegen GDV, voor of tegen locatie A of B liep ook door mijn fractie heen en daar is niets mis mee. Hier door toonde mijn fractie ook bij dit punt dat zij een af spiegeling van de samenleving is. De kleinst mogelijke minderheid van mijn fractie is en blijft tegen het zoge naamde tweesporenbeleid, GDV-ontwikkeling en gelijktijdig het uitvoeren van het masterplan. Deze minderheid is van mening dat het centrum waarvoor het masterplan is opgesteld prioriteit verdientPas nadat de binnenstad de nodige verbetering heeft ondergaan kan worden overgegaan tot ont wikkeling van GDV buiten de binnenstad en dan met een zoda nige formule dat terugstroming van de weggevloeide koop kracht een reële verwachting is. Dus eerst de binnenstad sterk en gezond maken en vervolgens pas de zogenaamde kans van GDV benutten op de meest beste locatie. De kleinst mogelijke minderheid van mijn fractie constateert echter dat voor deze benadering geen meerderheid in de raad te vinden isVoor hem is de keuze voor De Centrale een keuze van de minst slechte. De keuze voor De Centrale is voor de kleinst mogelijke minderheid mede bepaald omdat deze loca-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1997 | | pagina 22