Blad 62
Verslag van de raadsvergadering van 14 april 1997
van het parkeerbeleid is al vastgelegd door de raad dat wij
alternatieve parkeervoorzieningen zouden aanleggen in de
periode van 1996 tot 1998. In 1996 is het er niet meer van
gekomen. Wij zijn er op dit moment druk mee bezig. Het is
de bedoeling dat wij in 1997-1998 toch aan de gang gaan met
het realiseren van de parkeerlagen op het Oldehoofsterkerk
hof en de parkeergelegenheid bij het Bastion. Dat heeft
prioriteit, want wij hebben ook gezegd bij de herinrichting
van de binnenstad dat er eerst alternatieve parkeergelegen-
heden moeten zijn voordat er parkeergelegenheden in de
binnenstad opgeheven worden.
Ik weet niet of mevrouw De Jong nu wil horen wanneer wij
met een integrale detailhandelsvisie zouden komen of dat
zij dat 2 0 mei wil horen. (Mevrouw De Jong: Ik heb gezegd
dat ik het antwoord op 20 mei afwacht.) Dat is uitstekend.
Dan komt er ook meer duidelijkheid over de realisatie van
het masterplan.
De heer Feenstra en later ook de heer Krol van de CDA-
fractie geven aan dat ik niet ingegaan ben op hun argumen
ten. Ik ben het daar niet mee eens. Ik heb heel duidelijk
aangegeven in eerste instantie dat ik hier niet de discus
sie helemaal over wil doen, maar ik heb wel heel duidelijk
aangegeven dat het college inzet op dat tweesporenbeleid.
Ik heb ook heel kort aangegeven waarom wij dat doen, omdat
wij denken dat wij daarmee de detailhandelsfunctie van
Leeuwarden, die zo belangrijk is, daardoor versterken. Dat
de CDA-fractie en ook andere partijen in deze raad een
andere mening zijn toegedaan, dat zij zo, maar wanneer hij
zegt dat hij de hele argumentatie gebaseerd op BRO-
rapporten nog eens graag opnieuw zou willen horen, dan is
dat uitstekend. Maar ik ben duidelijk geweest in de commis
sievergadering waar dit aan de orde is geweest, wij hebben
daar verschillende avonden uren met elkaar over gesproken.
Het leek mij niet nodig om die argumenten hier nu weer
opnieuw op tafel te leggen en nogmaals te verwijzen naar
het BRO-rapport, nogmaals te zeggen dat het BRO-rapport
aangeeft dat er ruimte is voor een beperkte GDV-variant in
Leeuwarden, nog een keer aan te geven welke branchering zij
daarbij aangeven, nogmaals aan te geven wat de ruimte dan
is, uit hoeveel vierkante meter die zou moeten bestaan.
Volgens mij heb ik dat heel in het kort in de inleiding
aangegeven. Ik ben verder ook niet ingegaan op de argumen
ten van collegepartijen noch van niet-collegepartijen. Ik
heb mij slechts beperkt tot het beantwoorden van vragen van
beide soorten partijen. (De heer FeenstraWij hebben hele
maal niet gevraagd om herhaling van zetten, maar de wethou
der gaat zelfs niet eens in op de brief van het Ministerie
van Economische Zaken van 25 maart 1997, die nadien binnen
gekomen is en de brieven bijvoorbeeld van het Spoordok, van
eventuele beleggers daar.) Maar mijnheer Feenstra, waarom
Blad 63
Verslag van de raadsvergadering van 14 april 1997
zou ik daar op in moeten gaan, daar staat helemaal niets
nieuws in, daar staat het standpunt in van de heer Bonier
en dat standpunt is mij duidelijk en dat standpunt is mijn
heer Feenstra ook duidelijk. Als hij zegt, laten wij nog
een keer gaan discussiëren over brieven en rapporten die
ons allebei wel duidelijk zijn, lijkt het mij, gezien de
tijd, verstandig dat niet te doen. (De heer Feenstra: Het
is een brief van het ministerie die gericht is aan het
college, zelfs die is in de onderhandeling met de LOV niet
aangehaald, die hebben wij vanavond voor het eerst gezien.)
(De VoorzitterMag ik toch de voorzittertechnische opmer
king maken dat het op zichzelf een heel heldere discussie
is. De raad is wel of niet voor een GDV-locatie ergens in
de stad, daar kun je van alles van vinden en daar vindt nu
de laatste termijn van plaats.)
Dan heeft de heer Feenstra een vraag over de herinrichting
van de binnenstad, hij noemt het woord 'baatbelasting' en
hij stelt aan mij de vraag wie daaraan mee zouden moeten
betalen. Deze vraag lijkt mij uitermate prematuur, aange
zien er nog helemaal niet besloten is dat er baatbelasting
geheven wordt. Dan lijkt het mij erg moeilijk om nu aan te
geven wie daaraan zouden moeten mee betalen.
Dan heeft hij een vraag gesteld over de infrastructuur met
betrekking tot de weg van Drachten naar Dokkum. (De heer
Feenstra: Over de bereikbaarheid van De Centrale.) Binnen
het BRO-rapport wordt aangegeven dat de bereikbaarheid van
De Centrale goed is. Ik zou dat even moeten nakijken, maar
wij hebben in ieder geval aangegeven dat het voor de aan
trekkelijkheid van de locatie goed zou zijn als wij iets
zouden doen aan de herinrichting van Het Vliet. Dat staat
in de boeken en daar zullen wij volgend jaar mee kunnen
beginnen
De heer Beers van de PAL/GL-fractie vraagt wat wij bedoelen
met het afstemmen van de inrichting van De Centrale en de
binnenstad. Ik denk dat zelfs los van de ontwikkelingen van
een GDV-locatie wij er altijd heel goed op moeten letten
dat de binnenstad, zelfs al gaat die op de schop, toch nog
redelijk aantrekkelijk blijft en dat die bereikbaar blijft.
Het kan natuurlijk nooit zo zijn, daarvoor is de functie
van de binnenstad veel te belangrijk, dat, ongeacht welke
periode, de binnenstad niet of bijzonder moeilijk bereik
baar zal zijn. Het kan best wel eens zo zijn dat wij een
extra financiële inspanning zouden moeten leveren om be
paalde knelpunten zo snel mogelijk op te lossen. Ik denk
dat dat uitermate belangrijk is, ongeacht welke ontwikke
lingen waar dan ook.
De heer Jacobse van de NLP-fractie geeft aan dat ik vol
strekte onjuistheden verkoop.