Blad 20
Verslag van de raadsvergadering van 12 mei 1997
De heer Feddema zei: weest u ervan overtuigd dat wij dit
een minimum variant vinden en dit is een minimum variant
die een keuze is van het college. Dat is waar, het college
legt dit aan de raad voor, maar wij leggen dit natuurlijk
alleen maar aan de raad voor op basis van een aantal be
sprekingen die al in de commissie hebben plaatsgevonden.
Wij hebben niet de ruimte gevonden om nog verdere financië
le middelen te vinden voor het minimabeleid, anders hadden
wij dat waarschijnlijk aan de raad voorgelegd. De keuze van
het college op zich om dit voorstel te doen is uiteraard
gebaseerd op de financiële situatie en uiteraard gebaseerd
op de bijdragen van de verschillende partijen in de ver
schillende behandelingen van de commissie.
Ik ben het eens met de heer Jacobse die zegt dat je altijd
naar de effectiviteit van de instrumenten moet bekijken,
dus ook naar de effectiviteit van de instrumenten van het
minimabeleid. Ik durf hem met de hand op mijn hart te ver
zekeren dat wij absoluut kijken naar wat de effecten zijn
van de instrumenten van het minimabeleid. Ik durf hem ook
te verzekeren dat die effectiviteit behoorlijk groot is. Er
doen steeds meer mensen een beroep op de bijzondere bij
stand. Dat is een positief effect van het beleid dat wij
als raad een aantal jaren geleden ingezet hebben.
Tot slot heeft de heer Stoker het nog gehad over de sociale
overbodigheid, dat dat een heel groot probleem is. Het is
een term die wij hier in de raad niet echt bezigen, wij
hebben het dan over sociale uitsluiting. Maar die sociale
overbodigheid komt in verschillende onderzoeken terug en is
misschien nog wel veel belangrijker dan armoede. Ik ben het
eens met de heer Stoker wanneer hij zegt dat het beleid van
de gemeente Leeuwarden moet zijn om enerzijds in te zetten
en scherp in te zetten op werkgelegenheid scheppen in de
markt maar ook additioneel en anderzijds te zeggen dat wij
ook zorg hebben voor de blijvers in de bijstand. Wij moeten
er ook zorg voor hebben dat die sociale overbodigheid niet
zodanige vormen aanneemt dat mensen werkelijk tot drop-out
worden, dat dat beleid in evenwicht is.
De heer Van Olffen: Ik ben blij met de antwoorden die de
wethouder heeft gegeven met betrekking tot de vragen over
invoering van die kaart. Dit is vorige week uitgebreid in
de publiciteit geweest. Ik dacht zelfs dat het de Gemeente
lijke Kredietbank was die dat systeem heeft ingevoerd. Ik
heb begrepen dat dit deze week gepresenteerd is en ook
ingevoerd. Als de wethouder dat wil betrekken bij ons eigen
beleid, dan heel graag, wij zien met belangstelling de
uitkomst tegemoet, evenals het onderzoek naar mogelijke
toepassing van differentiatie met betrekking tot kwijt
schelding
Blad 21
Verslag van de raadsvergadering van 12 mei 1997
Men moet mijn eerste termijn niet opvatten als dat wij
mordicus tegen invoering van een stadspas/kortingspas zijn.
Wij denken dat je bijvoorbeeld via de bijzondere bijstand
individueel maatwerk kunt leveren, participatiebevorderende
activiteiten kunt doen ontwikkelen. Wij denken dat ook
binnen het Grote Stedenbeleid de projecten getoetst zullen
worden op maatschappelijke participatie. Er zijn allerlei
mogelijkheden, ook via het Grote Stedenbeleid, dat is wat
onderbelicht in deze discussie. Ik heb alleen aangegeven
dat onze eerste keus zou zijn bijvoorbeeld die f 315.000,-
die wij moeten investeren, maar ik denk nooit dat die kos
tendekkend zal worden. Onze prioriteit zou liggen om zo
snel mogelijk tot een 100% kwijtschelding afvalstoffenhef
fing te komen.
De heer Gros: Ik heb nog één opmerking, dat betreft de
bijdrage van de heer Feddema. Hij geeft aan dat de WD-
fractie het van belang acht dat de kortingspas niet inko
mensafhankelijk mag zijn. Ten aanzien van de dekking geeft
hij aan dat de dekking van startkosten van de kortingspas
betaald moet worden uit het Fonds minimabeleid. Dat lijkt
mij met elkaar in tegenspraak.
De heer Feddema: Ik heb dit genoemd als dekkingsvoorstel
in de commissie hebben wij dit ook uitvoerig besproken. Ik
zie hier geen enkele tegenstrijdigheid in. Als de heer Gros
mij dat wil uitleggen begrijp ik het misschien ook. (De
heer Gros: Ik denk dat als de heer Feddema het woordje
xmedegebruikt, mede dekken, dat dan de zaak is opgelost.)
Ik dacht dat ik dat ook gezegd had.
De heer Roekiman: Wij gaan akkoord met het voorstel van het
college. De wethouder heeft toegezegd dat wij in de commis
sievergadering kort na de zomervakantie inhoudelijk zullen
spreken over met name de gemeentepas. Wat mij betreft gaat
mijn fractie hiermee akkoord.
De heer BiemansIk kreeg in eerste instantie ook de nei
ging om te reageren om de gemeentepas, maar na het antwoord
van de wethouder heb ik er geen enkele behoefte meer aan.
Ik heb nog een vraag en een opmerking naar de heer Jacobse.
Hij hanteert de stelling dat Leeuwarden moet voldoen aan
het Friese gemiddelde wat betreft uitgaven bijzondere bij
stand. (De heer Jacobse: Dat heb ik niet beweerdHij
heeft de uitgave bijzonder bijstand voor Leeuwarden verge
leken met het Friese beeld. (De heer Jacobse: Ik heb ge
vraagd om daar een verklaring voor te geven en ik heb daar-