Blad 16
Verslag van de raadsvergadering van 12 mei 1997
dan elders in deze provincie, namelijk zo'n f 1.100,- ge
middeld in Leeuwarden, tegenover f 700,- in overig Fries
land, dan wil mijn fractie daar eerst een afdoende verkla
ring voor. Wijkt de aard van de aanvraag sterk af van die
in de rest van Friesland of zijn de betrokken goederen of
diensten hier duurder? Begrijp mij goed, kengetallen zijn
niet heilig, maar als je niet naar kengetallen wilt kijken
en oorzaken c.q. redenen wilt vinden, dan hoef je bijvoor
beeld aan een productbegroting niet te beginnen, want dat
is bij een productbegroting een van de kenmerken, je wilt
met kengetallen proberen zaken te verklaren.
Totdat daarvoor een voldoende verklaring is, wou en wil
mijn fractie die overschrijding niet structureel accepte
ren. Ik begrijp de commotie die in de commissie ontstond
ook niet geheel. Wij hebben de afgelopen periode veel moe
ten bezuinigen, ook op zaken die met name voor de finan
cieel minder draagkrachtigen bedoeld waren en misschien
komen er weer nieuwe bezuinigingsronden. Daarnaast zijn er
nog heel wat zaken uit het rapport van de Commissie Minima
beleid die thans uit geldgebrek niet kunnen worden gereali
seerd. Wat is er dan mis mee om nog eens te kijken naar het
grote verschil met andere gemeenten als het gaat om de
bijzondere bijstand. Wij vinden het nu ook niet het juiste
moment om de tegenvaller structureel te accepteren. De
rijksoverheid is nog bezig te bekijken wat zij aan de pro
blematiek kan bijdragen, het is licht verstandig daar nog
even op te wachten.
Daarnaast moeten wij af van incident gestuurde budgetbij
stelling. Twee keer per jaar bij de Voorjaarsnota en de
begrotingsbehandeling in het najaar kan dan een integrale
afweging plaatsvinden. Daarom willen wij thans de over
schrijding van de bijzondere bijstand nog niet als een
structurele aanmerken.
Bij de presentatie en discussie rond de voorstellen van de
Commissie Minimabeleid hebben wij gezegd vooralsnog alleen
prioriteit te willen geven aan de schuldhulpverlening. Het
zal duidelijk zijn dat wij blij zijn met de voorstellen
daaromtrent in uw voorstel
In het hele land vinden op dit moment discussies plaats
over een zogenaamde gemeentepas. In sommige gemeenten ziet
men er vanwege de nadelen vanaf, sommige gemeenten schatten
de voordelen hoger in en gaan een poging wagen. Zoals u
weet staan wij nogal sceptisch tegenover zo'n pas, maar wij
hebben er geen bezwaar tegen als u een poging onderneemt en
wellicht kunt u ons overtuigen. Het moge duidelijk zijn dat
ook wij een goed minimabeleid voorstaan, daarbij willen wij
wel blijven kijken naar de effectiviteit van de instrumen
ten en naar het totaal
Blad 17
Verslag van de raadsvergadering van 12 mei 1997
De heer Stoker: Vroeger was de afdeling Sociale Zaken min
of meer een uitkeringsfabriekje en nu het rijk veel verant
woordelijkheden bij de gemeenten heeft neergelegd besteden
ook wij als gemeente meer aandacht aan het ontwikkelen van
eigen beleid. Gemeenten moeten zich echter strikt houden
aan de richtlijnen van Den Haag. Je ziet dat Leeuwarden
probeert in balans te blijven met nieuwe ontwikkelingen en
zorg voor het bestaande. Dat betekent dat wij niet alleen
geld willen uitgeven aan de versnelde verkoop van bedrij
venterreinen en bijvoorbeeld de nieuwe woonwijk Hempens-
Teerns, maar daarnaast ook aan zorg voor mensen die van een
uitkering afhankelijk zijn en aan wijkbeheer bijvoorbeeld.
Ik denk dat wij het in Leeuwarden goed doen. De verhoging
van de kwijtscheldingsnorm van 95 naar 100% is voor ons een
belangrijke zaak. Ook het voldoende faciliteiten beschik
baar hebben voor schuldsanering is goed beleid. Hat is ook
bijzonder belangrijk dat Leeuwarden een goed beleid voert
inzake de werkgelegenheid, additioneel werk of anderszins.
Ik denk dat wij er ons goed van bewust moeten zijn dat wij
als politici niet in een situatie belanden dat wij liever
steeds weer de armoedediscussie heropenen dan dat wij toe
staan dat de arbeidsmarkt aan de onderkant wordt opengebro
ken. Niet armoede maar sociale overbodigheid is het groot
ste probleem. Armoede bedreigt minder dan drie procent van
de Nederlandse bevolking, sociale overbodigheid rond de
25%, geconcentreerd in bepaalde groepen van de bevolking in
specifieke wijken. Sociale overbodigheid is een uitdrukking
van grove onverschilligheid die erger is dan de kloof tus
sen rijk en arm, erger dan de bestaande inkomensverschillen
en erger dan gevoelde armoede. Het kwaad van de uitsluiting
is oud, maar is na de oorlog tot volle uitbarsting gekomen
door de tweede oliecrisis in de winter van 1979-1980. Die
veroorzaakte een diepe depressie, waardoor in drie jaar
tijd bijna 200.000 banen verdwenen en 400.000 werklozen op
de arbeidsbureaus werden bijgeschreven. Drie generaties
schoolverlaters werden in grote getale buiten de poort
gehouden. Nadien is de economie en daarmee de werkgelegen
heid wel weer gaan groeien, maar de gevolgen van die socia
le ramp hebben wij nooit weg kunnen werken. Sindsdien kent
Nederland het fenomeen beroepswerklozen. Tussen de 75.000
en de 100.000 burgers ontvangen al langer dan tien jaar
achtereen een werkloosheidsuitkering. De rekensom is ook
anders te maken. Dit jaar ontvangen 770.000 Nederlanders
een of andere werkloosheidsuitkering. Dat is 11,5% van de
beroepsbevolking. Zou de werkloosheid eerlijk zijn ver
deeld, dan zou iedereen viereneenhalf jaar gedurende zijn
arbeidsleven buiten spel staan, maar omdat naar schatting
driekwart van de bevolking nooit onvrijwillig werkloos
wordt, moet het resterende kwart hun werkloosheid overne
men. Deze groep van ruim 1,5 miljoen burgers staat ongeveer
de helft van hun beroepsleven bij het Arbeidsbureau of de
Sociale Dienst op de stoep. Soms hebben zij een baantje,