Blad 6 Verslag van de raadsvergadering van 16 juni 1997 ling opgenomen moeten worden. Ook hierop graag een reactie van het college. Het sociaal beleid, een ander speerpunt uit het Collegepro gramma, waarvan overigens de uitvoering in de praktijk voor een deel valt onder het Grote Stedenbeleid. Allereerst een kanttekening bij de relatie tussen het addi tionele werkgelegenheidsbeleid en het minimabeleid. Het is zonder meer een gegeven dat een afname van het aantal uit keringsgerechtigden, dankzij het additionele werkgelegen heidsbeleid, leidt tot minder uitgaven voor flankerend be leid en een verlaging van de uitkeringskosten die ten laste van de gemeente komen. Werk is bovendien in veel gevallen de beste vertaling van het streven naar maatschappelijke participatie. Die redenering zou een verschuiving van geld stromen ten gunste van het werkgelegenheidsbeleid en ten koste van het minimabeleid rechtvaardigen. Echter de komen de jaren is voor een groot gedeelte van de Leeuwarder uit keringsgerechtigden dat perspectief op werk nog steeds niet reëel. Dat betekent dat mijn fractie de komende jaren hoge prioriteit geeft aan het minimabeleid. In de Perspectiefnota staat vermeld: "Onlangs is besloten het minimabeleid financieel op dit niveau te handhaven" Die uitspraak roept om een reactie. In de raad en de com missie heeft de PvdA-woordvoerder expliciet aangegeven dat het collegevoorstel, dat onlangs door een raadsmeerderheid is overgenomen, ondanks de extra uitgaven voor het minima beleid een minimum variant is. Het ziet er naar uit dat het rijk op korte termijn toch extra geld aan de gemeente toe kent ten behoeve van die bijzondere bijstand. Als dit extra geld er komt, mag dat volgens de PvdA-fractie niet leiden tot een evenredige verlaging van het budget voor het mini mabeleid. Vrijvallende middelen moeten naar het oordeel van de PvdA-fractie ingezet worden voor de minima. Mijn fractie geeft daarbij de voorkeur aan twee aanvullende bestedingen, verhoging van de kwijtscheldingsnorm bij de afvalstoffen heffing naar 100% en extra middelen voor activeringsprojec ten voor uitkeringsgerechtigden die niet of nauwelijks per spectief op werk hebben. De eerste voorkeur is ook in overeenstemming met de motie die vorig jaar in de raad bij de begrotingsbehandeling raadsbreed is aangenomen. In die motie werd uitgesproken dat het uitgangspunt van de raad blijft het verhogen van de kwijtscheldingsnorm tot 100% voor alle gemeentelijke belas tingen en heffingen. De verhoging van de kwijtscheldings- norm naar 100% voor de afvalstoffenheffing is nog geen rea liteit. Vandaar de volgende motie: "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 16 juni 1997; behandelende de Perspectiefnota 1998-2001; overwegende Blad 7 Verslag van de raadsvergadering van 16 juni 1997 - dat het rijk naar verwachting extra middelen aan de gemeente zal toekennen ten behoeve van de bijzondere bij stand; - dat ook in de komende jaren voor een grote groep Leeuwarders het minimabeleid een belangrijke onder steuning vormt; - dat de raad op 4 november 1996 per motie heeft uitge sproken te blijven streven naar een verhoging van de kwijtscheldingsnorm naar 100% voor alle gemeentelijke belastingen en heffingen; - dat voor activeringsprojecten op dit moment slechts f 200.000,- beschikbaar is; besluit - dat eventuele vrijvallende middelen binnen het mini mabeleid door extra rijksmiddelen ten goede blijven komen aan het minimabeleid; - dat voor de besteding van die vrijvallende middelen twee prioriteiten gelden: het verhogen van de kwijt scheldingsnorm voor de afvalstoffenheffing naar 100% en het uitbreiden van activeringsprojecten voor uit keringsgerechtigden voor wie het perspectief op werk niet of nauwelijks aanwezig is; en gaat over tot de orde van de dag De motie is mede-ondertekend door de heer Stoker van de GPV/RPF/SGP-fractie, de heer Hoogeveen van de D66-fractie, mevrouw De Bruin van de PAL/GL-fractie en door mijzelf. (De Voorzitter: Dit is motie nr. 2.) Een van de elf bezuinigingsmogelijkheden die het college aandraagt en die een relatie heeft met het sociaal beleid is de herziening van het subsidiebeleid. De uitgangspunten van die herziening steunt mijn fractie van harte. In de be staande praktijk worden niet direct gebruikers van voorzie ningen, maar de voorzieningen zelf gesubsidieerd. Dat bete kent in overwegende mate dat het aanbod de vraag bepaalt en dat is niet meer in lijn met de toenemende differentiatie ■s en variatie in behoefte van burgers. Het subsidiëren van voorzieningen in plaats van gebruikers brengt ook een zeke re rechtsongelijkheid met zich mee. Iemand die in vereni gingsverband sport X beoefent, maakt grote kans indirect gesubsidieerd te worden. Iemand die bij een sportschool sport Y beoefent moet het zonder subsidie stellen. Boven dien gaat in de bestaande subsidiepraktijk het grootste ge deelte van het subsidie niet naar de burgers die dat het meest nodig hebben. De uitgangspunten van het subsidiestel- stel, zoals het college dat nu voor ogen heeft, komen tege moet aan de toenemende differentiatie en variatie in be hoefte en dat is een prima zaak, maar ze komen ook tegemoet aan de wezenlijke functie van subsidieverlening en dat is financiële ondersteuning van diegenen die de ondersteuning het hardst nodig hebben.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1997 | | pagina 4