Blad 18
Verslag van de raadsvergadering van 17 juni 1997
Dat was een van de redenen waarom de politiek pas zo laat
werd gealarmeerd. Juist gezien het feit dat dit een voor
beeldproject was, ook in de ogen van het college, is het
onbegrijpelijk dat de politiek verantwoordelijke volstond
met kennisgevingen van de projectleider. Het mede ook het
bij het college bekende gebrek aan plannend en controlerend
vermogen bij de afdeling Welzijn had toch tot extra waak
zaamheid moeten leiden.
Ik kom bij politiek verantwoordelijkheid.
De heer Brok zegt hierover bij de behandeling van de nota
Grote Projecten: "Over de uiteindelijke verantwoordelijk
heid mag in de toekomst geen misverstand meer bestaan." Die
komt naar de mening van dit rapport en naar de mening van
de WD-fractie, conform artikel 160 van de Gemeentewet, in
beginsel bij het DB van deze gemeente, zijnde het college.
Vooral indien gebruik wordt gemaakt van de mandaat-
constructies, zoals hiervoor gesteld en het model
Leeuwarden in Stelling. Ook de NLP-fractie vindt dat het
niet de taak is van de raad om ambtenaren te controleren op
uitvoering van het beleid. De raad controleert het college,
het college ziet toe op uitvoering van het beleid door het
ambtelijk apparaat.
De politieke consequenties.
Niemand is volmaakt en zeker binnen het lokale bestuur moet
je terughoudend zijn bij het stellen van de vertrouwens
kwestie ook als niet-collegepartijHet feit dat wij
mevrouw Van Ammers toch hebben geadviseerd haar ontslag aan
te bieden moet daarom ook goed gemotiveerd worden. Wij
willen eerst daartoe aanhalen wat mevrouw Van Ammers, toen
nog fractieleidster van de WD, gezegd heeft bij de
discussie rond het Stadskantoordebacle. Over de informatie
voorziening zelf zegt zij: "Dat het college het niet nodig
achtte de raad eerder te informeren is voor ons onverteer
baar en politiek onacceptabel". In een door haar ingediende
motie staat"overwegende dat de raad het hoogste orgaan
is; dat het van belang is dat de raad tijdig informatie
krijgt, wil de raad goed functioneren; dat dit niet het
geval is geweest; spreekt als haar mening uit: dat het
politiek onacceptabel is dat het college in gebreke is
gebleven en zegt het vertrouwen in het college op"De
motie werd mede-ondertekend door de PAL/GL-fractie, mijn
fractie en de GPV/RPF/SGP-fractie
Los van de financiële consequentie, die hier gelukkig veel
beperkter is, is in essentie volgens ons sprake van een
soortgelijke situatie. Daarbij komt dat mevrouw Van Ammers
zelf nog zegt over de bestuurscultuur: "Woorden, in het
verleden wel vaker gezegd, maar ze hebben niet geleid tot
daadwerkelijke verandering". Binnen het budget blijven was
een van de belangrijkste voorwaarden. Dat de grootste waak
zaamheid hierin betracht moest worden, was evident gezien
Blad 19
Verslag van de raadsvergadering van 17 juni 1997
de financiële situatie in onze gemeente en de slechte
financiële ervaringen met bouwprojecten in het verleden.
Ook zegt zij, let wel, "zolang je als collegepartij op
welke manier en om welke reden ook op collegepartijen kunt
rekenen, heb je andere partijen niet nodig". Ze bedoelde
met dit laatste, dat het college alles kon maken, zolang je
maar steun had van de collegepartijen.
Mevrouw Van Ammers wist hoe belangrijk informatievoorzie
ning naar de raad was. Mevrouw Van Ammers wist hoe belang
rijk het voor de raad was dat dit project probleemloos zou
verlopen; eindelijk eens een project dat probleemloos zou
verlopen. Mevrouw Van Ammers wist hoe gevoelig het zeker
bij de niet-collegepartijen zou liggen niet tijdig geïnfor
meerd te worden over dit soort zaken. Mevrouw Van Ammers
heeft zelf om soortgelijke redenen het vertrouwen in
wethouders opgezegd. Er mag van haar verwacht worden dat
zij voor zichzelf dezelfde normen laat gelden. Naar de
mening van de NLP-fractie is het van de NLP-fractie ook
volstrekt consequent en consistent dat dit uiteindelijk
voldoende redenen zijn voor ons om de wethouder te advise
ren zich op haar positie te beraden. Zo hebben wij dat ook
in de commissie gezegd.
Inmiddels is helder dat de wethouder wenst aan te blijven
en dat collegepartijen om hun moverende redenen de wet
houder niet willen laten vallen.
Rest ons niet anders dan onze afkeuring uit te spreken over
hetgeen is geschied.
Mevrouw De Bruin: Voorzitter, ik heb in de commissie hier
heel veel over gezegd. Ik zou het nu op twee punten kort
heidshalve willen toespitsen: de in-slechte interne
communicatie en de uitvoering van de richtlijnen van de
Commissie De Haan.
Als één ding duidelijk wordt uit de rapportage die door de
directeur Bedrijfsvoering is opgesteld, dan is het wel dat
er een zeer slechte interne communicatie is geweest en dat
er ook op een niet-afdoende manier sprake is geweest van
informatie naar de raad toe. Wat blijkt uit het stuk is dat
er een danig verschil van mening is tussen het college en
de raad als het gaat om de interpretatie van het feit of
het achterstallig onderhoud wel of niet in het budget zat,
dat in september 1995 door de raad beschikbaar is gesteld.
Ik neig ernaar om de interpretatie van het college de
juiste te achten. Echter, zij heeft verzuimd om de raad en
de commissie hierover te informeren. Want uit de stukken
blijkt ook dat het college in januari 1995 feitelijk al op
de hoogte had kunnen zijn dat het achterstallig onderhoud
niet in het budget zat, omdat op dat moment duidelijk werd
dat Algemene Zaken zei: 'het valt in ieder geval niet onder
ons budget' en daarbij lag het dus weer bij het project.