Blad 36 Verslag van de raadsvergadering van 17 juni 1997 budget, wat beschikbaar was gesteld, overschreden zou worden en of dat budget toereikend was. Daarop heeft de wethouder geantwoord dat dat niet het geval was. Vanuit haar informatie geredeneerd snap ik dat. Op dat moment is niet in de Commissie Welzijn de vraag gesteld of het onderhoud wel of niet binnen dat budget zat. Dus het klopt wat de heer Krol zegt, dat enkele raadsleden zeker, en ik was daar één van, dat wil ik absoluut toegeven en er waren meerdere raadsleden, op dat moment het gerucht hoorden dat er een probleem dreigde met het achterstallige onderhoud. Wij hebben alleen op dat moment niet de vraag gesteld: zit dat wel of niet in het budget. Wat wij gevraagd hebben: is het budget toereikend. Daarom zijn wij dus ook als fractie tot de conclusie gekomen dat de wethouder ons niet moed willig verkeerd geïnformeerd heeft, omdat zij ongetwijfeld op dat moment ook heeft geweten dat een aantal raadsleden op de hoogte was van het feit dat er een probleem was met het achterstallig onderhoud. Maar de vraag die aan haar gesteld werd was xis er een budgetoverschrijding'En die was er niet, want in haar perceptie van de werkelijkheid viel dat onderhoudsbudget buiten het budget van het Instituut voor Kunstzinnige Vorming. En vertel het me maar meneer Krol wanneer dat anders is gegaan.) Wat ik vertel en dat kan ik nog een keer herhalen wat ik gezegd heb van hoe het wat ons betreft is gegaan, welke handelwijze wij gevolgd hebben en wat wij daarmee gedaan hebben, niets meer en niets minder. Dat is een antwoord op de heer Stoker en een antwoord op de heer Timmermans en een antwoord op de heer Hoogeveen. Ik kan er niets anders van maken. (De heer Hoogeveen: Dat antwoord begrijp ik nog niet helemaalIk ben ingegaan op het verhaal van de heer Stoker als waarom zou ik het niet geloven. Volgens mij, ik heb dat zo opge schreven, heeft de heer Stoker gezegd dat een van de fractieleden van het CDA gebeld heeft met de dienst, om daar te vragen of er een verschil was tussen achterstallig binnenonderhoud en achterstallig buitenonderhoud. Ik hoor in dit verhaal niets meer over dat soort contacten met de dienst terug. Waren die contacten er niet?) Natuurlijk hebben wij contacten met diensten en hebben wij ook contact gehad met deze dienst. (De heer Hoogeveen: Dus de heer Krol wist dat er verschil werd gemaakt tussen het verbouwbudget en het achterstallig buitenonderhoud.De heer Hoogeveen legt mij woorden in de mond die ik niet gezegd heb. Wat wij wel of niet wisten bij geruchten of hoe dan ook was niet belangrijk. Belangrijk was wat het college dat officieel als antwoord gaf, daar zijn wij op gaan varen en dat hebben wij geloofd. En zegt u mij maar of dit mis is. (Mevrouw Van Olzen: Ik begrijp het niet. Gelooft de heer Krol dan zijn eigen fractieleden niet? Want die hadden die informatieDie hebben gebeld met de dienst. Zijn dat dan geruchten als fractieleden dat vertellen? Ik ben blij dat mijn fractievoorzitter er zo niet over denkt.) Blad 37 Verslag van de raadsvergadering van 17 juni 1997 Mevrouw Van Ulzen zegt dus dat ik haar wethouder niet hoef te geloven. De heer Stoker; De heer Krol gebruikt in mijn richting zo iets als de term: hard blazen en niets voorstellen, dat zou ik gezegd hebben. Die term is door mij zeker niet gebezigd, dat zou ik ook zeer onrespectvol gevonden hebben. (De heer Krol: Als ik u verkeerd begrepen mijnheer Stoker, excuus.) Mooi, dat is bij deze dan aanvaard. (De heer Krol: Maar hij had wel over een uitdrukking als oppositiepartijwaarvan ik een negatieve klank opving.) De wijze waarop dat vaak in de praktijk wordt gebracht is ook dikwijls negatief. Ik heb wel eens de indruk dat het ethisch reveil, jaren geleden door het CDA gepredikt, niet altijd hier door het CDA zelf in de praktijk wordt gebracht. (De heer Krol: Legt u dat eens uit.) Bijvoorbeeld in deze situatie, waarin de heer Krol informeel op de hoogte is van een bepaald feit. Tot twee keer wordt gevraagd: hoort het buitenonderhoud erbij, ja of nee. Tot twee keer toe is er gezegd: dat hoort er bij. Dan gaat hij rustig de beantwoording van het college afwachten en als hij dan merkt dat die informatie onvolledig is, dan gaat hij niet waarschuwen van: dit gaat fout, neen dat wacht hij lijdelijk af ten koste van de Leeuwarder belastingbetaler. Dat lijkt mij zeer kwalijk. (De heer Krol: Maar mijnheer Stoker, als er in alle oprechtheid aan het college gevraagd wordt, wat er gevraagd is en er komt vervolgens een antwoord, moet je dan meteen gaan roepen: yu liegt', terwijl het best zo zou kunnen zijn dat het college gelijk heeft, omdat de waarheid op dat moment alleen maar gegeven kan worden door het college.) De CDA-fractie wil toch zo graag als beleidsondersteunend beschouwd worden, dan moet zij er ook wat mee doen. (De heer Krol: Nee, ik wil beschouwd worden als iemand die eerlijk en oprecht te werk gaat en dat hebben wij in deze gedaan. Elke suggestie, die de heer Stoker hier opwerpt, vind ik niet terecht en beantwoordt ook niet aan de uit gangspunten van zijn partij.) Ik vind dat als de heer Krol zoiets lijdelijk afwacht, dat hij dan erg, niet alleen passief, bezig is, maar ook eens na moet denken over de beloftes die hij aflegt, wanneer hij raadslid wordt. (De VoorzitterIk vraag de heer Stoker of hij zijn betoog wil vervolgen in de tweede termijn.) Mijn steunfractie heeft vorige week deze situatie zo onder woorden gebracht, dat zij zeker niet goedkeurt wat er allemaal in het beleid is gebeurd of wat er allemaal had moeten gebeuren. Zij zeiden: eigenlijk wat ons betreft zou dit een soort laatste waarschuwing moeten zijn aan het college dat dit nooit meer mag voorkomen. Ik wil doorgeven dat in elk geval duidelijk is, dat wij het gebrek aan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1997 | | pagina 19