Blad 10
Verslag van de raadsvergadering van 17 juni 1997
Een tweede oplossing lijkt mij ook naar mevrouw Van Ulzen
toe veel beter. Er komt in het najaar een uitvoerige voor
lichtingscampagne en ik neem aan dat de verantwoordelijke
afdeling, die dit verder organiseert en ik zal daarop
toezien, ook de voorzitters van de stembureaus tijdig zal
informeren omtrent het hoe en wat
Ik kan ook melden dat er een voorlichtingscampagne komt
voor hoe om te gaan met stemmachinesdaar zult u bij
betrokken zijn, in ieder geval voor de dag van de verkie
zingen. We trekken dit krediet uit voor in ieder geval 10
verkiezingen tot het jaar 2006. Er zal ook een help-desk in
ieder geval altijd functioneren. Dus ik heb er alle ver
trouwen in dat ook mevrouw Van Ulzen op een adequate wijze
voorzitter van het stembureau kan zijn in haar eigen
stembureau.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van b. en w.
Punt 6 (bijlage nr. 87)
De Voorzitter: Aan de orde is Onderzoek verbouwproject
Raadhuisplein 2 3 en 2 5 ten behoeve van de huisvesting van
het Instituut voor Kunstzinnige Vorming.
De heer Krol: In de Commissie Welzijn zijn door mijn
fractie kritische kanttekeningen gemaakt bij de gehele gang
van zaken ten aanzien van de verbouw van het Instituut voor
Kunstzinnige Vorming. Na die commissiebehandeling wil ik nu
in de raad enkele van deze punten nogmaals aan de orde
stellen en op basis van de conclusies die wij daaraan ver
binden de raad om een uitspraak vragen.
Allereerst is het teleurstellend te moeten constateren dat
in de reactie op het rapport van de directeur Bedrijfsvoe
ring het college nergens spreekt over de politieke verant
woordelijkheden. Wel is die politieke verantwoordelijkheid
in een commissie mondeling erkend, maar de verantwoorde
lijke wethouder verbindt daaraan op generlei wijze enige
conclusie
Dat is teleurstellend voor de politiek, zoals wij hier in
Leeuwarden opereren, maar dus zeker ook teleurstellend voor
het gemeentelijk apparaat, want op deze manier lijkt er
slechts in één richting gewezen te worden. Indien er door
het college een beroep gedaan wordt op het zelfreinigend
Blad 11
Verslag van de raadsvergadering van 17 juni 1997
vermogen van de organisatie, dan mag er zeker ook een
beroep gedaan worden op het zelfreinigend vermogen van het
college
Voorzitter, na de affaire rond het Stadskantoor, de conse
quenties die dat gehad heeft en de lessen die daaruit
getrokken zijn, is de nu voorliggende affaire eigenlijk in-
en intriest.
Vast staat dat de voorbereiding van dit bouwproject plaats
vond vóór de affaire rond het Stadskantoor, die leidde tot
de aanbevelingen van professor De Haan. Vast staat ook (zie
pagina 7 van het rapport) dat 'de bouwprojectgroep is inge
steld en opereert volgens de richtlijnen van de Commissie
De Haan'Dat blijkt ook uit het verslag van de bouw
projectgroep van 6 november 1995.
In de brief van het college wordt een en ander afgedaan met
de opmerking en dan parafraseer ik een beetje: "In deze
omstandigheden mag een opdracht eigenlijk niet aangenomen
worden, maar tot voor kort was het gebruikelijk bij
bestuurders en leidinggevenden om er dan maar het beste van
te maken"
Hoe moet ik dit met elkaar rijmen? Werd er nu vanaf
november 1995 wel of niet volgens de richtlijnen van De
Haan gewerkt? De bouwprojectgroep dacht kennelijk van wel,
maar de harde realiteit is, getuige de analyse van de
rapporteur, anders. Er wordt dan wel aan de cultuur van
'het beste er van maken' hard gesleuteld, maar de reactie
van het college op het rapport op dit punt is armoedig.
De bouwprojectgroep ging er vanuit te werken volgens de
aanbevelingen van professor De Haan, de verantwoordelijk
wethouder eveneens, anders had zij nooit één en ander maal
volgehouden dat dit wel degelijk het geval was. Als zij er
dan van overtuigd was dat de aanbevelingen van professor De
Haan gevolgd werden, hoe is het dan te verklaren dat de
informatie vanuit de bouwprojectgroep aan de commissie zo
gebrekkig was
Een wethouder die als fractievoorzitter van haar partij bij
de behandeling van de overschrijdingen bij de bouw van het
Stadskantoor de toen optredende achterwege gebleven infor
matievoorziening als dodelijk voor het college omschreven
heeft, is niet meer geloofwaardig op het moment dat zij
zelf die informatievoorziening anderhalf jaar later even
eens achterwege laat. En dat, terwijl zij heel goed wist
hoe zwaar er door de raad aan de informatievoorziening
getild werd.
Hoe er ook over de periode vóór mei 1995 gediscussieerd zou
kunnen worden, vanaf 23 mei 1995, maar zeker vanaf 6
november 1995, was het voor de portefeuillehouder duidelijk
dat er ten aanzien van het achterstallig onderhoud een
probleem wasHet ontbreken van een krediet voor het aan
pakken van het achterstallig onderhoud is voortdurend
onderwerp van de bespreking in de bouwprojectgroep. Ook is
vastgesteld dat de stand van zaken een vast agendapunt is