Blad 16 Verslag van de raadsvergadering van 17 juni 1997 Het achterstallig onderhoud is dus vanaf het begin onder werp van bespreking geweest. Het is ook uit systematiek van het feit dat achterstallig onderhoud voor rekening van de eigenaar komt, niet reëel te denken dat er een scheiding is aangebracht in achterstallig binnenonderhoud en buiten- onderhoud, want beide komen in alle redelijkheid denk ik voor rekening van de verhuurder, c.q. de eigenaar. De portefeuillehouder wist vanaf het begin dat hier een probleem lag. Er vanuit gaande dat zij vond dat dit niet binnen het budget geregeld was. De wethouder heeft dus vanaf november 1995 tot begin 1997 geweten dat er een probleem was van f 2 ton uitgave, waarvoor geen dekking was. Zeker in december 1996 toen ook duidelijk werd dat een claim van Welzijn op onderhoudspotten niet gehonoreerd zou worden, had zij melding van het probleem moeten maken. Het is onbegrijpelijk dat de wethouder nooit de behoefte heeft gevoeld de raad deelgenoot te maken van het probleem. Als dit nooit aan de orde zou zijn geweest, was dit wellicht nog denkbaar geweest, maar er zijn diverse momenten geweest waar die mededeling zeer wel op zijn plaats zou zijn geweest Begin 1995 wordt het vertrouwen opgezegd in het college, dat zich collectief verantwoordelijk houdt inzake het achterhouden van informatie aan de raad. Daartoe werd een motie ingediend door de toenmalige fractievoerder van de WD, de huidige portefeuillehouder. De raad verweet mevrouw Vlietstra kennis te hebben gehad van een probleem, zonder daarvan de raad op de hoogte te stellen. Het gegeven dat mevrouw Vlietstra naar haar opvatting in goed vertrouwen en zonder opzet handelde en eerst wou weten hoe het exact zat, werd als onvoldoende verweer beschouwd. Het feit dat zij kennis had van een probleem en de raad niet informeerde over dat probleem, werd haar aangerekend. Ten gunste van mevrouw Vlietstra kan nog worden opgemerkt dat zij niet op de hoogte was van de nieuwe bestuurscultuur. Mevrouw Van Ammers is kind van die bestuurscultuur en derhalve wist zij wat op dit punt van haar verwacht werd. Zelfs als wethouder Van Ammers van mening was, dat het wegwerken van achter stallig onderhoud volstrekt los van het verbouwtraject stond, heeft zij kennis gehad van het tekort van f 200.000,- en heeft zij de raad daarover niet geïnfor meerd De optie dat het pand opgeleverd zou worden zonder dat het buitenonderhoud zou zijn aangepakt, biedt onzes inziens ook geen soelaas. Dat zou een grote verspilling van middelen betekenen en het zal duidelijk zijn dat zo'n beslissing ook expliciet aan de raad zal moeten worden voorgelegd. Ik kom bij de controle op basis van de nota De Haan en de nota Grote Projecten. De directeur Bedrijfsvoering concludeert dat na tussentijdse toetsing van de project Blad 17 Verslag van de raadsvergadering van 17 juni 1997 organisatie en de werkwijze van deze organisatie aan de aanbeveling van de Commissie De Haan geen veranderingen, c.q. verbeteringen zijn doorgevoerd. Uit de notulen van de bouwprojectgroep blijkt dat vanaf 6 november de richtlijnen van de Commissie De Haan van toepassing zijn. Het is uiterst vreemd dat vervolgens niet is gecontroleerd of alle contracten aanwezig waren en juridisch waterdicht. Dit was immers één van de grootste kritiekpunten van Commissie De Haan. Het is ook vreemd dat er toen niet gekeken is of er een programma van eisen was, noch of het budget toereikend was. Blijkbaar is alleen de heldere taakverdeling tussen projectleiding en directievoerder eruit gepakt. Van een onafhankelijke controle is ook nimmer sprake geweest. In de raad is op diverse momenten stilgestaan bij de verbouwing van Kunstzinnige Vorming in relatie tot de nota De Haan. Diverse malen is in de raad door het college bevestigd dat de verbouwing van Kunstzinnige Vorming als proef diende als het gaat om de toepassing en uitvoerbaar heid van de adviezen van de Commissie De Haan, c.q. de nota Grote Projecten. Daarnaast zijn ook de volgende opmerkingen van belang. Mevrouw Van Ammers antwoordt op vragen van de D66-fractie. De D66-fractie vraagt of wij de aanbevelingen meegenomen hebben die gedaan zijn door Commissie De Haan. "Die hebben wij inderdaad meegenomen en daardoor hebben er ook enige wijzigingen plaatsgevonden". We moeten vaststellen dat de conclusie van de directeur Bedrijfsvoering strijdig is met het antwoord van de wethouder toen gegeven. Wethouder De Haan antwoordt op vragen bij de discussie over de nota Grote Projecten: "Het Kunstinstituut is gestart op het moment dat wij het verhaal van De Haan al hadden. Wij heb ben bij het Kunstinstituut dus gelijk vanaf het begin gezegd dat de fouten die wij bij het Stadskantoor gemaakt hebben absoluut niet bij het Kunstinstituut gemaakt mogen worden. Dat betekent dat de hele projectorganisatie bij het Kunstinstituut getoetst is op het verhaal van De Haan. Getoetst nu ook aan de aanbevelingen zoals die hierin zijn verwoord. Het product Kunstinstituut loopt, als het goed is, dus volledig volgens deze aanbevelingen. In de Commis sie Welzijn zal net project aan de hand van deze aanbeve lingen getoetst kunnen worden". Voorzitter, wij moeten constateren achteraf dat de uitspraak van de wethouder toen niet gebaseerd was op gecontroleerde feiten. In de Commissie Welzijn van mei 1997 verdedigt wethouder Van Ammers zich met de mededeling: "Ik ben afgegaan op de informatie van de projectleider en acht het niet mijn taak dat te controleren"Bij het debacle Stadskantoor is uitge breid stilgestaan bij het feit dat de toenmalige project leider constant geruststellende berichten afgaf, die door de politiek verantwoordelijken niet werden gecontroleerd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1997 | | pagina 9