Blad 42
Verslag van de raadsvergadering van 3 november 1997
Dat is precies de reden waarom het college wel voorstelt om,
in tegenstelling tot vroeger toen het eigenlijk nooit voor
kwam, nu een voorziening te treffen. Wij hebben gezegd, doe
dat tot het bedrag wat in ieder geval voor wat betreft de
laatste jaren zou hebben voldaan om de claims te honoreren.
Vervolgens wordt het buitengewoon arbitrair om te zeggen of
het nu f 50.000,- of f 150.000,- of zo u wilt f 1,5 miljoen
moet zijn, want je weet maar nooit. Wij stellen dat niet
voor, omdat op het moment dat je een hele forse voorziening
gaat treffen, je in feite kunt zeggen dat je daarmee een
stukje dood geld hebt. Je kunt daar dan verder niets mee
doen in je begroting. Je hebt dan op verschillende plekken
naast je algemene reserve ook nog een keer een voorziening,
waarvan niet aangetoond is dat die echt die omvang moet heb
ben. Het college zegt, alles afwegende, dat het op die
f 25.000,- moet blijven. Derhalve is de conclusie dat de mo
tie wordt ontraden. (Mevrouw Van Ulzen: Op de vraag mijner
zijds, nog niet zo lang geleden naar aanleiding van die
planschade, heeft de wethouder toen heel terecht opgemerkt
dat planschade veroorzaakt werd door particulieren maar dat
de gemeente daar dan voor aansprakelijk zou zijn, dat dat
toch een beetje een scheve verhouding was en dat hij het met
mij eens was eens te kijken of daar niet een juridisch modes
voor te vinden zou zijn. Ik hoor hem daar nu niets over zeg
gen. Ik zou hem toch willen verzoeken dat nogmaals in over
weging te nemen.) Dat ik er niets over gezegd heb, is omdat
het mij niet gevraagd is. Het is inderdaad zo dat je je af
kunt vragen als het gaat om het honoreren via een planologi
sche toelating waar particuliere belangen worden gediend, of
de eventuele schade bij andere door anderen particulieren
geleden niet verhaald zou moeten worden op degenen die het
initiatief genomen hebben. Dat lijkt buitengewoon logisch,
maar wij zitten dan op het raakvlak van wat wij noemen de
bevoegdheden en dat je een planologische, want een publieke
taak is, gaat verwarren met een privaatrechtelijke kwestie.
Dat ligt buitengewoon gevoelig, daar is wel wat jurispruden
tie over aan het ontwikkelen. Ik heb er geen enkele moeite
mee om de raad toe te zeggen, dan gaat het niet van vandaag
op morgen, want als je hier mensen aan laat werken, betekent
dit dat ze op ander terrein dat niet kunnen doen, dat wij te
zijner tijd, wanneer die notitie komt, die problematiek eens
wat uitvoeriger met elkaar moeten bediscussiëren. Ik doe nu
geen uitspraak over welk tempo, ik laat dat graag aan mijn
opvolger over.(Mevrouw Van Ulzen: Ik wijs er op dat het een
toezegging is die de wethouder ten tweede male doet.) Jaze
ker, daar is niks mis mee.
Dan is er nog een opmerking van de heer Stoker over de capa
citeit om te komen tot voldoende productie van woningbouwlo
caties en woningbouwprojecten. Het is inderdaad zo dat wij
minder produceren dan wij wenselijk vinden. Er is ook al
eens in de commissie aangegeven dat een van de redenen toch
Blad 43
Verslag van de raadsvergadering van 3 november 1997
ook ligt in de capaciteit, omdat het buitengewoon veel mens
kracht vraagt om al die verschillende woningbouwplannetjes
op die verschillende locaties met hun eigensoortige proble
men op tijd op het kleed te krijgen. Dat is onderkend, niet
alleen door de heer Stoker, maar ook door het college en de
organisatie en er is nu vrijwel afgerond een analyse van wat
het betekent als wij de productie weer halen die wij met el
kaar hebben afgesproken. Dat kan leiden tot een voorstel
voor uitbreiding van de ambtelijke capaciteit. Ik denk niet
dat daar nu uitspraken over gedaan moeten worden, maar wij
gaan die discussie voeren en zullen de raad, voor zover dat
door het college zinvol wordt geacht, eventueel bij Perspec
tief daar nadere voorstellen voor doen.
De Voorzitter: Blijft over de gemeentewinkel.
Het college heeft weinig behoefte om te herhalen welke de
eventuele ambtelijke redenen geweest zouden zijn en ook zijn
geweest wat tot vertraging van dit voorstel heeft geleid,
want dan kom je weer op hetzelfde als herstructurering van
de dienst en dergelijke. De kern is dat het college graag
wil toezeggen dat er in december een discussie kan plaats
vinden aan de hand van een inhoudelijke notitie waarin de
raad kan doen wat zij het college ook heeft gevraagd, name
lijk richting geven aan de breedte van die gemeentewinkel.
Dat zal kunnen gebeuren op basis van drie onderdelen die in
die notitie zeker naar voren komen. Dat is inventarisatie
van de opvattingen van de diverse afdeling en diensten welke
bijdrage zij wel of niet kunnen en willen leveren als het
aan hen zou liggen aan die brede publieksfunctie. Er vindt
momenteel ook een mini-onderzoek plaats onder het publiek in
Leeuwarden, een soort enquête, over wat het publiek zou ver
staan onder een adequate en hen dienstbare gemeentewinkel
Het derde onderdeel zal zijn hoe in een aantal andere verge
lijkbare gemeenten in Nederland, onder andere in Amersfoort,
een gemeentewinkel onlangs als publieksservice is opgezet
Daarin zal ook een eerste richtinggevende opmerking worden
gemaakt over een mogelijke financiële vertaling van het een
en ander. Het laat overigens onverlet dat de raad dan kan
discussiëren over de breedte of de engte van zo'n gemeente
winkel. Dat is de wijze waarop het college graag uitvoering
wil geven aan de afspraak, gedaan bij de behandeling van de
Perspectiefnota, om in ieder geval de inhoudelijke afronding
in februari-maart 1998, dus door deze raad te doen, aan de
raad voor te leggen. Die septembernotitie wordt dus eigen
lijk een december-inhoudelijke-discussie-notitieDat wil
het college graag toezeggen.
Hiermee is de eerste termijn afgerond. Ik geeft de raad de
gelegenheid voor een tweede termijn.