Blad 24 Verslag van de raadsvergadering van 17 november 1997 De Voorzitter: Het collegevoorstel is hiermee van tafel, de besluitvorming is gepleegd. Punt 9 (bijlage nr. 140) De Voorzitter: Aan de orde is Voorbereidingsbesluit ex ar tikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening voor een perceel in het Buitengebied tussen Wirdum en Wytgaard, ten westen van de spoorlijn Leeuwarden-Zwolle Mevrouw Van Ulzen: Hoe ook de afloop van de discussie zal zijn, men kan het gemeentebestuur van Leeuwarden niet ont zeggen dat zij geen ruimhartig beleid ten aanzien van de termijnen heeft gevoerd. Wij zijn als fractie door zowel de voor- als tegenstanders uitvoerig geïnformeerd, zelfs zo uitvoerig dat ik af en toe dachtmaakt veel weten wel zo gelukkig. Ik heb een enkele vraag aan de wethouder. Op bladzijde 7 en 8, ad 6 van de raadsbrief, staat eigen lijk dat het ruimtelijk beleid van de gemeente in dit geval bepaald wordt door een economisch in plaats van een ruimte lijk motief. Ad 25. Er is preventief advies gevraagd aan het bureau Stichting advies onroerende zaken. Kan er een indicatie ten aanzien van de schadevergoeding artikel 4 9 gegeven worden? In dit verband breng ik in herinnering dat Frigem een apar te BV heeft opgericht om niet aansprakelijk te worden ge steld in geval van planschade. Is de raadsbrief in overeenstemming met de vigerend streek plan en de daarbij behorende streekplanuitwerking? Kan het zijn dat binnen de gemeente Leeuwarden eigenlijk een park met windmolens met een hoogte van 4 0 meter niet rendabel te maken is? Is dat uitgezocht? Kan het zo zijn dat deze locatiekeuze gemaakt is omdat de grond al in het bezit is van de initiatiefnemers? Onzes inziens manoeuvreert de gemeente zich in een wat moeilijke positie. Eerst dient de procedure met betrekking tot een richtinggevende uitspraak afgehandeld te worden (zie de brief van de provincie van juli 1996)daarna kun nen pas individuele vergunningen verleend worden. Nu worden partijen eigenlijk gedwongen tot het aangaan van procedures en onzes inziens is dat een verkeerde volgorde. De heer Stoker: Wij hebben in deze discussie steeds naar voren gebracht voor windenergie te zijn, maar niet op de nu voorgestelde wijze. Dit standpunt is onveranderd. Om die reden vonden en vinden wij het onverstandig om in deze plannen af te wijken van Windstreek. Graag zouden wij de Blad 25 Verslag van de raadsvergadering van 17 november 1997 afgesproken 200 megawatt gerealiseerd zien, maar daar is draagvlak voor nodig en na het bereiken van de 50 megawatt gaat de provincie dit convenant met het rijk evalueren en de voorbereidingen daarvoor zijn in volle gang. Er wordt in de voorliggende plannen afgeweken van de in Windstreek ge noemde maximale hoogte van 4 0 meter. Wij achten dat uit het oogpunt van draagvlak onverstandig. De omvang van de pro testen geven daar blijk van. Eerder dienden wij een motie in, mede ondertekend door de NLP-fractie, om er voor te zorgen dat men zich zou houden aan Windstreek, dat wil zeg gen aan de hoogte van 40 meter. Helaas is deze motie toen niet aangenomen. Maar wat dit betreft moeten wij ook onder ogen zien dat men ook bij de plaatsing van turbines met een maximale hoogte van 40 meter niet plotseling de bezwaren laat varen. Verder heb ik aangevoerd dat bezwaarden met Windstreek in de hand toch wel erg sterk staan, terwijl de gemeentelijke reservering voor planschadeclaims slechts f 25.000,- is. En dat terwijl er momenteel zonder dit besluit al ruim honderd claims in behandeling zijn. Bij de begrotingsbehandeling heb ik wederom bij motie getracht dit bedrag minstens te verdubbelen. Hoewel het dan waarschijnlijk nog te weinig is. Ook deze motie werd mede-ondertekend door de NLP- fractie. Hoewel in deze vergadering twee van de drie door mij ingediende moties werden aangenomen, werd juist deze verworpen Bij de commissiebehandeling heb ik gesteld het niet terecht te vinden dat de gemeenschap de lasten van planschade moet vergoeden, terwijl de initiatiefnemers slechts de lusten genieten. De initiatiefnemers stellen daar tegenover dat het bevorderen van vormen van alternatieve energie wel de gelijk een maatschappelijk nut is en stellen zich daarom niet verantwoordelijk te voelen in geval van mogelijke planschadeclaims, voor hen is dat een principekwestie. Ook voeren zij aan dat er tot nu toe nog geen toewijzingen van planschadeclaims in dit soort gevallen geweest zijn. Zo is mijn standpuntbepaling uit het recente verleden van niet onbelangrijke kanttekeningen voorzien. Maar als ik dit alles nu overzie kom ik tot de conclusie dat het beter is nu geen voorbereidingsbesluit te nemen en eerst de resulta ten van de provinciale evaluatie af te wachten. Een besluit nu kan onomkeerbare gevolgen hebben, terwijl men na de eva luatie misschien wel besluit om bijvoorbeeld de bepalingen over de hoogte van de windturbines te herzien of om de na gestreefde 200 megawatt uit het boekje te schrappen. Wat ik overigens niet hoop. Ook is het niet ondenkbaar dat men be sluit de resterende hoeveelheid aan megawatt in één keer te plaatsen in of bij het IJsselmeer, Afsluitdijk of noem maar op en neemt men nu misschien een besluit dat men later be treurt. Daarom wil ik de volgende motie indienen:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1997 | | pagina 13