Blad 36 Verslag van de raadsvergadering van 17 november 1997 strument is, een rendement heeft van 80%, terwijl de mo dernste grootschalige elektriciteitsverwerkers slechts 50% rendement hebben. Eigenlijk moet je zeggen, laten wij zo veel mogelijk op warmtekrachtkoppeling aansturen en minder op van die slordige gebruikers als de grote elektriciteits centrales. Overigens is het zo dat in Leeuwarden naar ver houding de meeste warmtekrachtkoppelingsinstallaties staan, dus wij scoren wat betreft energiebeperkende maatregelen, minder uitstoot, heel erg goed. Maar die warmtekrachtkoppe ling is landelijk zo succesvol dat die de dure miljardenin vesteringen van de installaties uit de markt dreigt te prijzen. Als je dus heel veel warmtekrachtkoppelingsinstal laties gaat aanleggen, wordt het gebruik van die dure grote slordige installatie overbodig. Wat wij nu zien, dat was mij niet geheel duidelijk in vorige discussies, is dat het rijk om financiële redenen degene die een initiatief wil nemen om een gunstiger warmtekrachtkoppelingsinstallatie te installeren gaat afkopen. Dat lijkt mij een buitengewoon slechte gang van zaken. Het is terecht dat de D66-fractie daar aandacht voor vraagt Hoe nu dat aan de orde te stellen? Ik denk niet dat wij vanuit Leeuwarden kunnen zeggen: wij waarschuwen voor de laatste keer en het moet over zijn. Er is niemand die dat als reëel uitgangspunt zou willen beschouwen, maar niette min denk ik dat dit wel een punt is om aan de orde te stel len. In onze positie als aandeelhouder van energiebedrijven moet men zich bijvoorbeeld niet laten afkopen door het rijk als het gaat om installaties die dat bedrijf zou kunnen re aliseren. Ik denk dat wij in de bespreking over Windstreek met de provincie heel nadrukkelijk dit punt aan de orde moeten stellen, omdat die ook straks met het rijk die dis cussie over bijvoorbeeld 200 megawatt enz. gaat voeren en dan moet het helder zijn wat onze belangen zijn, zoals ook de D66-fractie naar voren heeft gebracht. Wij kunnen bij de VFG uiteraard via onze commissie dit punt aan de orde stel len. Wij zijn zeker ook voornemens om dit punt richting de landelijke ambtelijke commissie, maar ook de landelijke commissie Milieu aan de orde te stellen. Ik denk dat dat feitelijk is wat wij kunnen doen, namelijk op alle mogelij ke manieren helder tot uitdrukking brengen dat wat wij nu enthousiast bepleiten door andere financiële motieven met name door het rijk feitelijk niet wordt waar gemaakt. Dat is een slechte zaak met name in de richting van de bevol king De heer Stoker constateert met name dat de provincie een evaluatie van haar eigen Windstreek aan het uitvoeren is en dat het dus verstandig is om daar maar even op te wachten. In de eerste plaats betreft de evaluatie het nagaan wat er feitelijk aan alternatieve energie middels windmolens is gerealiseerd in deze provincie, welke knelpunten er zijn, waarom er eigenlijk minder is gerealiseerd - want dat kan Blad 37 Verslag van de raadsvergadering van 17 november 1997 je ongeveer wel inschatten - dan men voornemens was en of er aanpassingen nodig zijn, intern binnen het provinciale beleid waar het bijvoorbeeld de masthoogte betreft en ex tern waar het ontwikkelingen buiten de provincie betreft. Vooralsnog, zo is ons te verstaan gegeven, staan de be staande locaties in Windstreek niet ter discussie. Maar niettemin, als dat uit de ontwikkelingen landelijk toch zou blijken, moet dat dan ook leiden tot een streekplanwijzi ging. Daar kom ik in moeilijkheden met het voorstel van de heer Stoker. Als het een kwestie is van twee maanden, dan lijkt het wellicht gemakkelijker om het te doen. Hier gaat het om een streekplanwijziging. Als je de normale procedure daarvan in beschouwingen neemt, kom je tot de conclusie dat pas in 1999 besluiten kunnen worden genomen. Dan zijn wij in paar jaar verder en dat acht het college onjuist om re den van twijfel wellicht nu zo'n besluit te nemen. Wij den ken dat ook gelet op de discussies tot nu toe het onverant woord zou zijn om tot dat uitstel te komen. Overigens blijkt uit een enquête dat tweederde van de Friese bevol king niet tegen het plaatsen van windmolens is, zij het dat de molens dan wel meer dan 3 00 meter van het huis moeten staan. In slecht zeer beperkte mate komt het voor dat ze binnen die 3 00 meter staan, voor veruit de meeste bezwaar makers geldt dat in ieder geval niet. Er is een correcte procedure gevolgd. Ik denk dat dat door iedereen ook wordt onderschreven. Ik heb mevrouw Van Ulzen beantwoord waar het het ruimtelijk beleid door economische factoren betreft. Het is inderdaad zo dat op dit moment mo lens van 40 meter niet rendabel zijn, anders hadden ze dit initiatief niet genomen. Delocatie in eigendom van de initiatiefnemers is bepalend geweest. Volgens mij is dat een omdraairedeneringNatuur lijk is het zo dat de initiatiefnemers dat niet doen op grond van anderen, dat doe je op je eigen grond. Dat is wat hier gebeurd is. Het is absoluut niet zo dat voordat de discussie over de locaties van de windturbines er was, al bij ons bekend was dat die en die mensen dat waren. Wij hebben toen in alle vrijheid vanuit de provinciale studies geredeneerd waar binnen Leeuwarden een locatie beschikbaar was voor een concentratie van windmolens. Ik heb de heer Stoker en anderen al beantwoord waar het de schadeclaims betreft. De CDA-fractie constateert dat er toch een aanzienlijk ri sico is met betrekking tot die geluidshinder. In Friens is blijkbaar een probleem ontstaan, daar is gebleken dat de milieuverordening niet gestaafd kon worden, dat die op on juiste gronden zou zijn verleend en daarom is er sprake van derving van kosten enz. Wij verkeren in de gelukkige situa tie dat de bezwaarden schorsing hebben aangevraagd bij de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1997 | | pagina 19