Blad 34
Verslag van de raadsvergadering van 15 december 1997
is deze opstelling van het college al aangekondigd, maar nu
hebben wij de raadsbrief onder ogen. Het college zegt dat
er nog op teruggekomen wordt en wat ons betreft kan dat
niet snel genoeg, temeer omdat er onzes inziens toch ook
andere wegen bewandeld moeten worden om de Leeuwarder situ
atie onder de aandacht te brengen en te houden. Het college
zegt zelf ook al: "Het college beraadt zich over te onder
nemen stappen." Met het sterke D66-gehalte van dit college
moet daar toch iets mogelijk zijn. Wij willen onderstrepen
datgene wat in het bezwaarschrift als argumenten voor unie
ke punten voor Leeuwarden genoemd wordt. Dat zijn de grote
restauraties, maar ook het thema cultuurtoerisme. Leeuwar
den heeft veel te bieden, het thema 'Leeuwarden Hofstad'
staat centraal voor de monumenten die nog aanwezig zijn en
gerelateerd zijn aan genoemd thema, maar die is tegelijk
wat betreft werkgelegenheid, toerisme, bedrijvigheid van
centraal belang voor Leeuwarden. Monumentenbij dragen zijn
daarbij onmisbaar. Dat argument zou ik nog willen meegeven.
Graag willen wij de verdere gang van zaken in de Commissie
Stadsontwikkeling op de agenda zien.
De heer Ten Hoeve: Dit nagezonden stuk roept toch een aan
tal vraagtekens op. Uiteraard zijn wij het eens met het
feit dat in bezwaar wordt gegaan naar de beschikking toe.
Maar het stuk heeft voor mij ook iets illustratiefs. Onze
fractie heeft er al jaren voor gepleit dat wij ook voor ei
gen beleid een behoefteraming op het terrein van de monu
mentenzorg moeten hebben. Die hebben wij niet. Leeuwarden
is in de situatie terecht gekomen dat er een nieuwe rege
ling kwam en dat er hals over kop een bureau moest komen,
die de behoefteberekening moest doen, die dat ook voor heel
veel andere gemeenten heeft gedaan. Naar mijn gevoel heeft
het zich gewroken dat wij die berekeningen zelf nooit heb
ben kunnen maken. Voor mij illustreert dit ook dat de afde
ling Monumentenzorg onderbezet is en dat zij het werk voor
een van de grootste monumentengemeenten van Nederland, waar
maar een anderhalf iemand aan het werk is, niet aankunnen.
Nu blijkt ineens dat dit ook ontzettende financiële conse
quenties heeft, want wanneer je de bedragen optelt is dit
niet niks. Dus naast het feit dat wij in bezwaar moeten
gaan tegen deze beslissing en dat natuurlijk ook goed on
derbouwd moeten doen met de goede gegevens, moeten wij ook
meer bezetting hebben en dat vergt nadenken naar de toe
komst toe en naar de afdeling Monumentenzorg toe.
De heer Den Oudsten (weth.)Ik wil eerst even ingaan op de
laatste opmerking van de heer Ten Hoeve. Als daar enige
suggestie in zit dat het verminderen van de rijksbijdrage
voor onze monumenten ligt aan het feit dat wij zelf onze
zaken niet goed op orde hebben, dan moet ik dat verre van
Blad 35
Verslag van de raadsvergadering van 15 december 1997
mij werpen. Dat is niet het geval. Wat wel het geval is, is
dat er natuurlijk toch een structurele te hoge werkdruk is
als het gaat om het beheer van onze monumenten en dat daar
verruiming wenselijk is.
Hier is een nieuwe verdeelsystematiek aan de orde en blijk
baar worden die gemeenten, die in de afgelopen jaren fors
aan de weg hebben getimmerd met het opknappen van hun eigen
monumenten, nu gestraft voor hun eigen beleid. Dat is kort
gezegd het gegeven waar wij nu voor staan. Als je dan kijkt
hoe dit voor Leeuwarden uitpakt, dan is dat buitengewoon
desastreus. Leeuwarden is niet de enige gemeente, dat is
weer een geluk bij een ongeluk. Wij zijn op dit moment be
zig om de, wat ik noem, nadeelgemeenten met elkaar in con
tact te brengen om te kijken op welke manier wij de staats
secretaris alsnog kunnen dwingen tot een inhoudelijke afwe
ging en wel een nieuwe. De situatie is nu zo dat wij een
beroepschrift indienen, dat zal wellicht ook door anderen
gebeuren. Wij zullen samen met andere gemeenten een pro-
testvorm geven, ook naar de Tweede Kamer. Ik kom wat dat
betreft graag nog een keer bij de heer Bilker terug, omdat
ik weet dat hij ook buitengewoon goede contacten heeft in
het Haagse, dat geldt denk ik ook voor een aantal anderen
hier. Alles kan helpen, denk ik, om te zorgen dat vanuit
die Tweede Kamer zodanige druk wordt opgebouwd dat het ge
heel opnieuw wordt bekeken.
Het heeft eigenlijk met twee zaken te maken. Het heeft te
maken met de weging van de opnames in de verschillende ge
meenten die hier aan de orde zijn en het heeft tegelijker
tijd te maken met de interpretatie van de nieuwe regelge
ving. Die twee zaken hebben een soort cumulatief effect ge
kregen, wat voor Leeuwarden de bekende uitwerking heeft ge
had. Wij zullen buitengewoon alert zijn en de commissie op
de hoogte houden van de stappen die wij ondernemen.
De heer Ten HoeveUiteraard zegt de wethouder dat wij de
zaak goed voor elkaar hebben, maar ik wil een illustratief
voorbeeld noemen. Er is een nieuwe verdeling gemaakt, wij
krijgen f 53.000,- voor woonhuizen. Maar wat bijvoorbeeld
niet voor komt zijn de boerderijen. Illustratief is dat wij
in Leeuwarden een redelijk aantal monumentale boerderijen
hebben en ze staan niet of nauwelijks op de monumenten
lijst. Onze oudste boerderij onder Wytgaard staat vreselijk
te vervallen, een 18-eeuws complex en die staat niet op de
lijst. Zo zijn er in het gebied een heleboel. Dat heeft
niet met deze BRRM-middelen te maken, dat heeft wel te ma
ken met het beleid dat wij als gemeente op het terrein van
monumenten voeren. Dat is een beetje een zijspoor, maar op
dat terrein moeten wij de dingen ook goed voor elkaar heb
ben om landelijk beschikbare middelen binnen te halen.