Blad 54
Verslag van de raadsvergadering van 15 december 1997
is en dat wij daarmee moeten leren leven. Het is de moeite
waard voor een goed plan en voor een goed milieu.
De heer Brinks (weth.): Allereerst wil ik beginnen met de
opmerkingen van de heer Jacobse over de memo, denigrerende
opmerkingen heeft hij het genoemd. Ik lees het anders, ik
vind dat er wel serieus ingegaan is op de vragen die hij
gesteld heeft. Men veronderstelde een zekere onbalans in de
cijfers zoals die door de heer Jacobse gepresenteerd wer
den. Onbalans waarom? Omdat hij nu als laatste vraag stelde
van welk tarief nu moet worden uitgegaan, van die f 24,-
per jaar of het tarief dat in de bijlage genoemd is, dus
dat wat in de raadsbrief staat of dat wat in de bijlage
staat. Dat wat in de raadsbrief staat is het werkelijke ta
rief, want onder aan pagina 5 zult u zien dat alle genoemde
bedragen exclusief aanpassing aan inflatie zijn en dat
geldt dus ook voor de stijging van het rioolrecht.
De heer Jacobse zegt dat je serieus zou moeten praten over
het alternatief om geen fonds op te richten, het profijtbe
ginsel. Daar zou je over kunnen praten, de eerste twaalf
jaar zou dat betekenen dat de mensen die dan moeten betalen
een voordeel behalen van ongeveer f 260,- cumulatief, dus
over die twaalf jaren heen. Als je het beschouwt op basis
van vijftig jaar dan zijn er mensen die het tarief via de
kostenomslag moeten betalen, die hebben dan een nadeel van
f 3.500,-. Dan kun je zeggen dat het niet zoveel is op
jaarbasis. Wij vinden dat het toch zoveel is dat het goed
is dat je een fonds inricht. (De heer JacobseHoe komt de
wethouder aan f 3.500,-?) Als de heer Jacobse het lijstje
wil zien - wij hebben het daar vanmiddag even over gehad -
daar staat in uitgerekend wat men in totaal zou moeten be
talen over de eerste twaalf jaar en over de eerste vijftig
jaar. Dan zit daar cumulatief zo'n verschil in. Zoals ik
net al zei, gaat het om vijftig jaar en in die vijftig
jaar, cumulatief, gaat het om een totaal nadeel van
f 3.500,-. Dan kan de heer Jacobse wel zeggen dat dat ge
middeld f 70,- per jaar is. Ik denk dat het college zich
gehouden heeft aan de uitspraken die deze raad ook al eens
gedaan heeft en ook regelmatig gedaan heeft, te zorgen dat
er zo weinig mogelijk lasten op de inwoners van deze stad
drukken. Ik ga ervan uit dat wij hiermee de volledige inzet
hebben gedaan die noodzakelijk is.
Het pleidooi voor één integraal waterschap hoort eigenlijk
bij de provincie thuis. Het zou af en toe wel handig zijn
als wij met één of twee waterschappen te maken zouden heb
ben, maar de grenzen zijn nu eenmaal getrokken zoals die
zijn getrokken en die zijn nog maar heel kort geleden ge
trokken
Blad 55
Verslag van de raadsvergadering van 15 december 1997
De heer Jacobse: Het ging mij uiteindelijk om de discussie,
dat je zou moeten praten over het alternatief. Cumulatief
f 3.500,- kan ik ook wel optellen, maar die moet je dan ook
afzetten tegen het gemiddeld tarief, anders krijg je een
vertekend beeld. Uiteindelijk zou het in 2047 leiden tot
een verschil van bijna f 180,-, ergens in die buurt. Dat
moet je dan afzetten tegen het tarief dat dan als inflatie
van 2% optreedt, dat is natuurlijk een veel hoger bedrag,
dus procentueel is het weer een veel kleiner bedrag. Zo mag
je natuurlijk niet alles met elkaar vergelijken.
Ik wil die discussie hier niet verder voeren, dat vind ik
ook niet relevant, voor beide systemen is het een en ander
te zeggen. Wij vinden het systeem van de wethouder niet on
acceptabel, in zoverre zullen wij ons daar niet tegen ver
zetten. Alleen, ons streven was, dat het andere alternatief
ook eens nadrukkelijk bekeken zou worden, want daar zitten
ook wel degelijk de nodige voordelen aan.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van b. en w.
Punt 19, 20 en 21 (bijlage nrs181, 162 en 179)
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig
de voorstellen van b. en w.
Punt 22 (bijlage nr. 185)
De Voorzitter: Aan de orde is Beleidsplan 1998 Uitvoering
Algemene bijstandswet c.a.
De heer Roekiman: Het beleidsplan Algemene bijstandswet
1998 is naar ons oordeel een raapsel van wat er op dit mo
ment gebeurt of niet gebeurt of wat er mogelijkerwijs in de
toekomst zou kunnen gebeuren. Het is slechts beschrijvend
dan wel beschouwend. Mijn fractie vraagt zich dan ook af of
het beleidsplan voldoet aan de eisen van het ministerie dan
wel aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 118Wij
hadden in ieder geval graag gezien dat in het beleidsplan
een aantal belangrijke zaken, bijvoorbeeld de voorlichting
en de CRI, waren uitgewerkt en vastgesteld als plan van
aanpak. Gaarne een reactie van het college.