Blad 36
Verslag van de raadsvergadering van 19 januari 1998
het meer dan voldoende als deze kadernota meer inhoud had
gegeven aan het laatstgenoemd onderdeel, te weten het be
vorderen van maatschappelijke participatie en het tegengaan
van sociale uitsluiting. Daarnaast dient te worden opge
merkt dat het feitelijk overbodig is om sociale activering
in te zetten als instrument voor toeleiding naar werk, want
daarvoor is wat ons betreft het werkgelegenheidsbeleid, in
clusief additionele werkgelegenheid volgens de Wet inscha
keling werkzoekenden, kortom de Wiw.
In de vergadering van de Commissie Welzijn van 18 december
j.l. heeft mijn fractie een voorbehoud gemaakt inzake de
Kadernota Sociale Activering. De voornaamste reden hiervan
is dat de actiepunten en trajecten veel te veel gericht
zijn op werk. Op zich heeft mijn fractie niks tegen het in
strument werk, maar als wij het hebben over de bijstandsge
rechtigden in fase 4, dan moeten wij vaststellen dat het
grotendeels gaat om mensen die geen reële kansen meer heb
ben op de arbeidsmarkt. Conform de nieuwe Algemene Bij
standswet heeft de gemeente dan de plicht om voor deze
groep andere trajecten en activiteiten dan alleen toelei-
dingstrajecten naar werk te organiseren. Het is daarom van
essentieel belang dat trajecten worden aangeboden die ge
richt zijn op maatschappelijke participatie. Wat dit punt
betreft geeft de kadernota onvoldoende informatie. Hierom
trent wil mijn fractie dan ook van het college meer duide
lijkheid hebben en de toezegging dat op korte termijn een
plan van aanpak of concrete instrumenten en trajecten be
handeld zullen worden in de Commissie Welzijn.
Op pagina 23 van de kadernota stelt het college voor om in
de vorm van een taakstelling 50 personen uit de zogenaamde
nog niet doelgroep een activeringstraject te bieden in het
kader van de Melkert III experiment banen, al weer trajec
ten slechts gericht op werk. Wat mijn fractie onbegrijpe
lijk vindt is dat het college geen taakstelling heeft vast
gesteld voor de zogenaamde niet meer groep. Mijn fractie
stelt hier ter plaatse voor om voor deze groep ook nog een
taakstelling vast te stellen. De regie daarvan zal wat ons
betreft bij Sociale Zaken kunnen zijn. De gedachte hierbij
is dat Sociale Zaken het uit de reguliere taken moet doen.
Hiermee wordt bedoeld dat de follow up gesprekken of de
verplichte doelmatigheidsgesprekken in het kader van heron
derzoek voor de nieuwe Algemene Bijstandswet gebruikt wor
den om op een gegeven moment met een tiental of vijftiental
mensen een traject aan te gaan gericht op maatschappelijke
participatie. Op deze wijze kan Sociale Zaken goed volgen
wat de vraag en behoefte is van de individuele klant. Daar
naast kun je makkelijk vaststellen welke instelling de uit
keringsgerechtigde het meest gebruikt. Je hoeft dan daar
voor niet echt het onderzoek richting de welzijnsinstelling
af te wachten. Graag een reactie van het college.
Blad 37
Verslag van de raadsvergadering van 19 januari 1998
De heer BiemansDe Kadernota Sociale Activering is een
goed leesbaar stuk, helder en duidelijk. Dat mag ook wel
eens gezegd worden.
Ik heb een aantal inhoudelijke opmerkingen en een procedu
rele opmerking.
Wat betreft de inhoudelijke opmerkingen is in de ogen van
mijn fractie geen beter sociaal activeringsbeleid dan werk
gelegenheidsbeleid, ofte wel arbeidsmarkttoeleidingsbeleid,
ook in dit verband. Ook vanuit die invalshoek kunnen wij
het eens zijn met wat het college hier voorstelt.
Wij moeten erkennen dat er in de moeilijkste groep, de fase
4 groep, een groot deel is waarvan slechts bij hoge uitzon
dering succes te verwachten is. Op pagina 8 wordt nog aan
gegeven dat het hier gaat om zo'n 60% van alle bijstandsge
rechtigden ofte wel zo'n 3500 mensen. Als je die groep weer
gaat verdelen in de mensen waar na enige bemiddeling nog
wel wat te verwachten valt en de mensen waarvan werkelijk
van verwacht moet worden dat zij niet meer in staat zullen
zijn om arbeid te verrichten, dan kom ik op een groep van
3500 mensen, waarvan in feite de vooruitzichten nul zijn,
althans zo lees ik uit het voorstel. Wat er in deze kader
nota, waarvan ik aanneem dat die over de totale groep bij
standsgerechtigden fase 1, 2, 3 en 4 mensen gaat, staat
over deze groep, is dat het college voornemens is een aan
tal onderzoeken te doen naar de mogelijkheden die toch nog
ontwikkeld kunnen worden. Wanneer de wethouder het met mij
eens is dat die onderzoeken moeten leiden tot concrete
maatregelen voor deze groep, dan zijn wij het eens. Want
onderzoeken kunnen ook aangeven dat er geen trajecten te
ontwikkelen zijn en dat zou voor mij weer veel te mager
zijn, omdat deze kadernota ook bedoeld is voor deze brede
groep en zoals de heer Roekiman ook terecht aangaf, in de
nAwb is ook de wettelijke plicht opgenomen voor alle bij
standsgerechtigden trajecten te ontwikkelen.
Dan een procedureel punt, maar voor mijn fractie wel van
belang
In de kadernota wordt aangegeven dat sociale activering
wordt gepresenteerd als een pilot van het nieuwe welzijns
beleid. Nu kan ik mij niet herinneren dat wij het welzijns
beleid al vastgesteld hebben. Wij hebben hier nog een dis
cussie over te voeren. Dus op het moment dat de doelen van
het nieuwe welzijnsbeleid omschreven staan, op het moment
dat er ook aangegeven wordt dat het de bedoeling is dat de
ze aanpak, zoals aangegeven op pagina 8 onder aan, vervol
gens wordt ingevoerd voor alle achterstandsgroepen van de
Dienst Welzijn, waarbij ik mij voorstel dat dat achter
standsgroepen zijn in de gemeente Leeuwarden en niet alleen
van de dienst Welzijn, dan neemt het college daarmee een
risico. Want wij moeten eerst nog eens die doelen vaststel
len en wij moeten eerst nog een keer over het welzijnsbe-