Blad 40 Verslag van de raadsvergadering van 19 januari 1998 sen uit die doelgroep het zelfs mogelijk bleek te zijn dat met wat meer maatwerk, het aanhoren van de problemen, wij ter plaatse oplossingen konden bedenken. Mijn fractie is ter ore gekomen dat wij toch wel zo nu en dan, en nu in de laatste week weer in het bijzonder, een kwestie hebben, dat op het moment dat personen eigen initiatief tonen, dus door de mensen binnen de doelgroep of mensen die dreigen in die fase 4 te komen, dit toch heel snel wordt afgedaan met de opmerking 'maar wij weten wat goed is voor u'Daarmee wil de ik besluiten, door te voorkomen dat wij niet die houding aannemen en dat wij open blijven staan, dat wij niet alleen de kadernota opstellen en vervolgens ook uitwerken in deel programma's, maar ook werkelijk datgene doen om te luiste ren naar de mensen uit die doelgroep en het eigen initia tief dat zij nemen ook honoreren. Althans als het kan wat betreft de landelijke wetgeving. Dan het punt dat de heer Roekiman aanhaalde wat betreft de criteria voor de laatste groep, tien a vijftien noemde hij. Ik kan mij daar wat bij voorstellen en mijn fractie zou het er mee eens kunnen zijn dat in het vervolgtraject deze op merking wordt meegenomen. Mevrouw De Haan (weth.)Het beleid in deze Kadernota Soci ale Activering is tot stand gekomen na uitvoerig overleg tussen zowel wethouder De Jong, vanuit zijn welzijnsporte- feuille, wethouder Brinks vanuit de Sociale Dienst en mij zelf. Wij hebben een eigen driehoek en dit is één van de punten die daar zeer nadrukkelijk aan de orde is geweest. Ik zal dit namens het college verdedigen. Ik wou beginnen met te zeggen dat met het activerend ar beidsmarktbeleid, zoals wij dat de laatste jaren hebben ge voerd, heel veel pogingen in het werk gesteld zijn om men sen die een uitkering hebben aan het werk te helpen met de instrumenten die wij daarbij hebben, hebben wij fase 1, fa se 2 en fase 3 cliënten op weg geholpen naar werk. De groep die wij niet bereiken, zijn met name de fase 4 cliënten. Die mensen waarvan wij eigenlijk binnen de Sociale Dienst zeggen dat die voorlopig niet aan het werk komen en wel licht helemaal niet meer aan het werk komen. Alleen over die laatste categorie gaat deze nota. Wat wij geprobeerd hebben in deze nota is in de eerste plaats de problematiek van deze groep mensen helder op het kleed te krijgen. De belangrijkste bouwsteen daarvoor is het onderzoek geweest zoals dat gedaan is, een representa tieve steekproef onder de mensen zelf, dus wat geven mensen zelf voor antwoorden. Dat hebben wij gebruikt om het beleid op te baseren. In de tweede plaats hebben wij aangegeven wat de politieke doelstellingen zijn. In feite zijn de po litieke doelstellingen dat wij als gemeente - en inmiddels Blad 41 Verslag van de raadsvergadering van 19 januari 1998 is ons dat ook door wetten opgedragen - ons ook actief moe ten bemoeien met de mensen uit fase 4, wij moeten wel hulp en begeleiding aanbieden bij dan wel het zoeken naar werk, dan wel het zoeken naar maatschappelijk actief bezig zijn, het voorkomen dat mensen in sociaal isolement komen. Dit moet leiden uiteindelijk, en dat is de werkwijze die wij hierin hebben aangekondigd, dat wij door ons te bemoeien met die cliënten samen met die cliënten tot een traject kunnen komen, waarbij hun positie wordt verbeterd. Dat dat nodig is, geeft het onderzoek heel nadrukkelijk aan. Wat dat traject inhoudt, of dat nu een traject naar werk is of een traject naar maatschappelijk nuttig bezig zijn, dat kan allebei, het is beide goed, zou je kunnen zeggen. De heer Roekiman zegt dat het traject naar werk op zichzelf heel belangrijk is, maar je zou dit in het kader van fase 4 niet zo moeten benadrukken, want in feite doet de Wiw dat al, die geeft het traject naar werk aan. Ik moet zeggen dat het goede van de Wiw nu juist is dat het niet alleen gaat om een traject naar werk, maar dat met name de sociale ac tivering heel breed ingezet is in de Wiw. Wij moeten juist vanuit de Wiw aan sociale activering doen. De middelen uit het werkfonds zijn juist ook bedoeld - en dat is gelukkig zo - voor scholing en sociale activering. Dus vanuit de Wiw hoort sociale activering er bij en vanuit sociale active ring hoort naar mijn idee de dubbele doelstelling gehand haafd te blijven. Ik moet u eerlijk zeggen, toen wij aan vankelijk over sociale activering spraken en nog niet het onderzoek hadden gelezen, toen waren wij van mening dat so ciale activering vooral zou moeten gaan over vrijwilligers werk en mensen sociaal activeren om wat nuttigs te doen. Toen de uitkomst van het onderzoek er was, zijn wij omge draaid en hebben wij gezegd op basis van het onderzoek, mensen geven zelf aan (een hele grote groep) dat zij ver schrikkelijk graag aan het werk willen. Dus wij kunnen, ook vanuit fase 4 - althans tenzij je zou negeren wat mensen er zelf over zeggen - niet zeggen dat activeren naar werk bui ten de sociale activering gehouden zou moeten worden. Van daar dat wij echt de dubbele doelstelling hebben gekozen, proberen mensen een individueel traject aan te bieden, re kening houdend met wensen en individuele mogelijkheden van mensen en dat kan dan zijn op weg naar werk direct of op weg naar wat anders. Wij hebben de discussie ook gevoerd in de commissie. Ik blijf daar voor staan. Wat de heer Roekiman verder gezegd heeft, is dat nu er een kadernota ligt, er ook een plan van aanpak moet komen. Ik ben dat roerend met hem eens, ik denk dat dat ook nodig is. Wat wij daarover in de nota hebben geschreven is dat in het kader van het welzijnsbeleid, omdat wij dit onderwerp ei genlijk tot pilot hebben gemaakt voor het vernieuwde wel zijnsbeleid, sociale activering als een van de eerste deel onderwerpen vanuit het vernieuwen van welzijnsbeleid moet

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1998 | | pagina 21