Blad 108
Verslag van de raadsvergadering van 2 9 juni en 6 juli 1998
De heer Feddema: Ik wil nog één poging doen.
Het gaat mij met name om waar de wethouder en ook het col
lege het langparkeren noemt, daar zal in de procenten voor
al een verhoging plaatsvinden, om ook bewust beleid te vol
gen om daar de mensen naar toe te trekken. Dat kan ik mij
voorstellen, dat kan ik volgen. Wanneer je vervolgens zegt
dat er in de binnenstad nog een paar gebiedjes op de lange
re termijn over zijn voor kort parkeren, dat als je die dan
wel verhoogd en je zegt vervolgens dat de binnenstad bin
nenkort op de schop gaat en je moet het ook niet al te
moeilijk maken in die gebieden, dan kan ik mij niet voor
stellen dat je daar juist die gebiedjes aanpakt. Natuurlijk
is de middenstand in die zin akkoord gegaan, omdat er op
een belangrijk deel, dat is ongeveer 60%, niet verhoogd
wordt. Daar zijn zij blij mee. Maar wij moeten ook consta
teren dat het niet zo moeilijk was om dat weg te geven,
want volgend jaar uiterlijk dat jaar daarop is die parkeer-
functie daar helemaal weg, is er dus ook geen opbrengst
meer. Om dat nu te compenseren op een gebiedje waar je ei
genlijk als enige straks nog met kort parkeren snel een
boodschap kunt doen, dan wel te verhogen met toch 33%, hier
is het 10 minuten korter parkeren voor dezelfde gulden,
vind ik dat nogal wat. Ik blijf bij mijn standpunt, als ik
daar niet voldoende overtuigend in ben, dan zal mijn frac
tie een aantekening wensen tegen dit onderdeel van het
voorstel. Maar ik hoop dat de andere fracties in tweede
termijn dit ook nog eens helder willen neerzetten en dan
kijken wij of er een meerderheid voor is.
Mevrouw Inberg: Wij sluiten ons bij de heer Feddema aan.
De hear De Jong: Wy wolle diz'kear de oantekening hawwe dat
wy tsjin binne
De heer Den Oudsten (weth.)Als ik kijk op het kaartje
naar wat wij allemaal ongemoeid laten aan parkeertarieven
voor de komende jaren, waaronder bijvoorbeeld het Oldehoof-
sterkerkhof, de hele Groeneweg, dan kan de heer Feddema
niet waarmaken dat de onderdelen waar hij het nu over heeft
van een zodanig belang zijn dat daar het kaartenhuis als
het ware van dit voorstel in elkaar zou moeten vallen en
weer opnieuw zou moeten worden ontwikkeld.
Ik zou hem toch willen ontraden om bij zijn voorstel te
blijven en ik zou u allen willen verzoeken om het voorstel
van het college te ondersteunen.
Blad 109
Verslag van de raadsvergadering van 29 juni en 6 juli 1998
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van b. en w., met de aantekening dat de frac
ties vam NLPSP en GPV/RPF/SGP geacht willen worden te
hebben tegengestemd en dat de leden van de WD-fractie, met
uitzondering van de wethouder, de D66-fractie en de fractie
De Haan geacht willen worden tegen de verhoging op de
Eewal, Tuinen-zuid en Turfmarkt te hebben gestemd.
Punt 34 (bijlage nr. 88).
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van b. en w.
Punt 35 (bijlage nr. 91).
De Voorzitter: Aan de orde is Vaststelling van de Rekening
1997
De heer DrewelNamens de Commissie voor de Rekening zou ik
nog een paar opmerkingen willen maken. In de eerste plaats
een opmerking over de gevolgde procedure voor de behande
ling van de jaarrekening. De jaarrekening heeft ook op de
agenda's van de functionele commissies gestaan, echter be
handeling bleef veelal achterwege. De behandeling is door
geschoven naar de Commissie voor de Rekening, wegens tijd
gebrek, overvolle agenda's of desinteresse? Uiteraard is
het doorschuiven van de behandeling van de functionele com
missies naar de rekeningcommissie een verantwoordelijkheid
van de commissie zelf, maar erg duidelijk wordt het daar
door niet en goed is het ook niet. De rekeningcommissie kan
niet alles overnemen. Een dergelijke benadering leidt ook
tot onduidelijkheden in de taak van de rekeningcommissie.
De behandeling van de jaarrekening komt als controle
instrument naar inhoud en systematiek met betrekking tot de
financiële grondslagen dan niet goed tot z'n recht. Daarom
een vraag.
Zou het niet beter zijn in een notitie meer duidelijkheid
te geven over de behandeling van de rekening in de functio
nele commissies enerzijds en in de rekeningcommissie ander
zijds? Op die wijze vindt ten aanzien van de behandeling
van de rekening dan een betere afstemming plaats. Een der
gelijke notitie zou behandeld kunnen worden in de Commissie
Bestuur en Middelen en eventueel uiteraard ook in de reke
ningcommissie. Ik herhaal, vorig jaar was er dezelfde kri
tiek, op dit punt zijn wij dus nauwelijks verder gekomen.