Blad 46 Verslag van de raadsvergadering van 29 juni en 6 juli 1998 dat dan zou moeten zijn. In het verleden is wel gepleit voor privatisering waardoor het openbaar onderwijs neutraal bijzonder of bijzonder neutraal zou worden. Een dergelijke operatie zou echter in strijd zijn met artikel 23, lid 4 van de Grondwet, dat zegt dat in elke gemeente van over heidswege voldoende openbaar onderwijs gegeven moet worden in een genoegzaam aantal scholen. Ook is wel de gedachte geopperd van een geheel nieuwe bestuursvorm, waarbij het openbaar onderwijs wel openbaar zou blijven, maar niet meer door de gemeente zou worden bestuurd. Gedacht werd aan een bestuursvorm zoals bijvoorbeeld de Waterschappen die ken nen, een openbaar lichaam met rechtstreeks gekozen bestuur ders. Maar deze gedachte heeft nooit tot enig concreet re sultaat geleid. In het regeerakkoord van Paars-I werd in 1994 vastgelegd dat de gemeenten zelf de meest wenselijke vorm van het openbaar onderwijs zouden moeten kiezen, waar bij ook de mogelijkheid van een stichting zou moeten be staan. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat een gemeente raadsbesluit tot het deelnemen in een stichting volgens ar tikel 155 Gemeentewet de goedkeuring behoeft van Gedepu teerde Staten. Deze toestemming wordt alleen verleend wan neer de oprichting van een stichting bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het is de vraag of daarvan sprake is als het gaat om het openbaar onderwijs. Maar als de wet gever zelf uitspreekt dat dit wel moet kunnen, hebben Gede puteerde Staten uiteraard weinig meer te vertellen. In de uitspraken van het Schevenings Beraad is gesteld dat een ontwikkeling naar versterking van de zelfstandigheid van de school in het kader van nieuwe bestuurlijke verhoudingen in het onderwijs ook voor de openbare school geldt. Verzelf standiging van het bestuur van de openbare school wordt ge zien als een bijdrage tot het verzelfstandigen van de school zelf. Deze verzelfstandiging kan volgens de regering gebeuren binnen en buiten de publiekrechtelijke structuur van de gemeente. Daarom werd in een daartoe ingediend en inmiddels ook door het parlement aanvaard wetsvoorstel de stichtingsvorm mogelijk gemaakt. Wanneer wordt gekozen voor verzelfstandiging behoudt het gemeentebestuur wel de vol gende taken - de gemeente beslist welke bestuursvorm wordt gekozen; - de gemeente beslist altijd zelf of een openbare school moet worden opgeheven; - de gemeente voorziet zelf in een regeling voor de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden van het verzelfstandigde bestuur, met dien verstande dat in de regeling een overheersende invloed van de overheid in het bestuur is verzekerd; - de gemeente houdt een toezichtfunctiezoals die in het openbaar bestuur mag worden verwacht. Nu de wetgever de stichtingsvorm heeft mogelijk gemaakt, betekent dat nog niet dat de gemeenteraadsleden daarvoor Blad 47 Verslag van de raadsvergadering van 29 juni en 6 juli 1998 dan ook zouden moeten kiezen. Door de onderwijsraad is in 1990 gesteld dat de stichting een privaatrechtelijke per soon is en dat onderwijs uitgaande van een privaatrechte lijke persoon een vorm van bijzonder onderwijs is die niet kan dienen als alternatief voor het openbaar onderwijs vol gens artikel 23 van de Grondwet. De christelijke fracties in het parlement hebben dit argument dan ook aangevoerd als reden om tegen het wetsvoorstel te stemmen. De regering was het daar niet mee eens, privaatrechtelijke bestuursvormen voldoen volgens de regering wel degelijk aan artikel 23 van de Grondwet, wanneer aan de volgende voorwaarden wordt vol daan - het onderwijs wordt van overheidswege gegeven, maar ik vraag mij af of daarvan wel sprake is bij een stichtings vorm; - het is algemeen toegankelijk zonder onderscheid naar godsdienst of levensovertuiging; - het wordt gegeven met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging; - het personeel is op gelijke voet benoembaar. Omdat het parlement in meerderheid deze gedachtegang onder schreef, werd het voorstel aanvaard. Naar onze mening zijn de bezwaren die door de onderwijsraad en door christelijke fracties zijn aangevoerd wel degelijk steekhoudend. Onder wijs door een privaatrechtelijke persoon wordt per defini tie niet gegeven van overheidswege en is daarmee dus geen openbaar onderwijs in de zin van de Grondwet. Onze voorkeur gaat dan ook niet uit naar een gemeentelijke stichting, ook niet in de open vorm die nu hier in Leeuwarden wordt voor gesteld, want dat is een soort vlees noch vis-constructie en evenmin naar andere samenwerkingsvormen tussen gemeenten en particulieren. De beste bestuursvorm waarbij de gemeente enerzijds wat afstand neemt van het openbaar onderwijs, maar tegelijk ook het openbare karakter van het onderwijs waarborgt, is ook in de Leeuwarder situatie een functionele commissie volgens artikel 82 van de Gemeentewet. Aan zo'n commissie worden bevoegdheden van de raad en college over gedragen, dus ook het dagelijks bestuur van het openbaar onderwijs, terwijl men tegelijkertijd verantwoording schul dig blijft aan het gemeentebestuur. De huidige Gemeentewet kent hierbij ook niet meer de verplichting dat in een der gelijke commissie tenminste één raadslid zitting moet heb ben, maar het blijft wel mogelijk dit toch te doen. Gezien de zwaarte van de functie is een lidmaatschap van een be stuurscommissie echter niet of nauwelijks te combineren met het raadslidmaatschap. Voor het onderhouden van contacten is dit ook niet beslist noodzakelijk, daarvoor zijn andere oplossingen, zoals een regelmatig overleg tussen de be stuurscommissie en raadscommissie. Wij kunnen dus niet instemmen met de bestuursvorm zoals die bij de fusie hier wordt voorgesteld. De CDA-fractie zal zo- meteen mede namens ons met een motie daarover komen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1998 | | pagina 4