Blad 38
Verslag van de raadsvergadering van 7 september 1998
je een instrument hebt om te kunnen reageren op signalen
uit de samenleving die je op dat moment kunt aanpakken.
Een tweede punt wat in dit verband van belang is, is in
hoeverre je als het ware een bevoegdheid meer ruimte geeft
dan strikt noodzakelijk is voor het binnentreden van wonin
gen. Een aantal van u hebben daar niet alleen hier, maar
ook in de commissie, over gesproken en het credo 'my home
is my castle'wat van de heer Nijzink kwam, geldt ook voor
de anderen die daar opmerkingen over gemaakt hebben. Het is
absoluut niet de bedoeling van de verordening om dit punt
gemakkelijker te maken dan strikt noodzakelijk is. Het is
alleen de vraag waar regel je wat. U hebt gezien in dit ar
tikel dat het nu gaat om een vrij nieuw fenomeen en dat is
het aanwijzen van een toezichthouder, die mede bevoegdheid
zou krijgen om, zonder dat een bewoner daarvoor toestemming
geeft, woningen te betreden. Het is niet helemaal nieuw.
Ook nu zijn er situaties denkbaar waarbij dat gebeurt, maar
nu is het altijd nog zo dat de burgemeester die toestemming
geeft. Op zichzelf heeft dit college niet de behoefte om
dat nu te veranderen. Ik wil u eigenlijk voorstellen om het
volgende te doen.
Het hele veld van het aanwijzen van toezichthouders en het
regelen van de regels waaraan zij zich, als een dergelijk
geval zich mocht voordoen moeten houden, moet nog worden
opgesteld. Ik stel u voor om het niet hier, maar wel daar
te regelen en zodra die regels en ook het aantal en de aard
van de toezichthouderschappen bekend zijn en dat daar ook
een mening over is gevormd en dat op papier staat, voordat
dat in werking treedt, dat nog een keer in de Commissie Be
stuur en Middelen aan de orde te stellen. Dat is dus een
technische kwestie en wij geven er de voorkeur aan om dat
daar te regelen. Wij hebben er goede nota van genomen dat
een aantal van u heeft gezegd dat je eigenlijk de toestem
ming die een burgemeester of zijn plaatsvervanger moet ge
ven er niet uit moet halen. Het is overigens ook nu zo dat
de opsporingsambtenaar of andere ambtenaren ook in die zin
gebruik maken van hun bevoegdheid, nooit zonder dat zij de
burgemeester gepasseerd zijn voor het zetten van een hand
tekening. Zelfs al zouden zij ook de bevoegdheid hebben om
dat wel te doen. Het gaat dan bijvoorbeeld om volstrekt
vervuilde panden waarvan de bewoner op dat moment niet meer
in dat pand woont of via bijvoorbeeld een ter beschikking
stelling daar tijdelijk niet meer woont en zodanig vervuilt
zijn dat ongedierte overlast veroorzaakt voor de omgeving.
Dat soort dingen komt incidenteel voor. Dan kan er nu al
worden opgetreden, ook zonder dat de burgemeester daarvoor
toestemming verleent. Dat gebeurt overigens nooit, er zal
altijd een handtekening van de burgemeester, ook in de hui
dige praktijk, voor nodig zijn. Ik stel u voor om in die
zin positief te reageren op het verzoek van de heer Jacobse
om dit te regelen, om het niet te doen in de verordening
zelf, maar in de nadere regels die wij stellen in de uit
Blad 39
Verslag van de raadsvergadering van 7 september 1998
voeringsinstructie die uiteindelijk op tafel komt en wij de
raad ook ter verifiëring aanbieden in de vergadering van de
Commissie Bestuur en Middelen, zodra dat geregeld is.
De heer Jacobse: Een nieuwe lente een nieuw geluid, zullen
wij zeggen. Ik constateer dat ik toch een iets ander geluid
hoor dan ik van de voorganger heb kunnen vernemen in de
commissievergadering. Het verheugt mij zeer dat wij het in
ieder geval in principe eens zijn. Wellicht dat uw voorgan
ger er wel zo over dacht, maar dan heeft hij dat op een an
dere manier gezegd, in ieder geval zodanig dat ik dat niet
begrepen heb. Het gaat ons er uiteindelijk om hoe de uit
voering geschiedt, de wijze waarop dat geregeld wordt is
van ondergeschikt belang. Als wij ons kunnen verenigen op
de wijze zoals u die voorstelt, dan hebben wij geen behoef
te om onze zin hier door te drijven. Dat betekent dat het
amendement kan worden terzijde geschoven.
De heer Nijzink: Wij kunnen met het voorstel prima leven.
De Voorzitter: Dan ben ik op nog één opmerking niet inge
gaan, dat is de opmerking van bij en nabij van de heer Nij
zink. Ik heb de indruk dat dat wel gewijzigd is. (De heer
Nijzink: Het is niet gewijzigd in de versie die ik heb ge
kregen.) Bij artikel 4.2 op blad 2 aangegeven dat er een
wijziging is van bij naar nabij, maar dat is een andere be
grijp ik. (De heer Nijzink: Daar staat dat dat moet gebeu
renmaar als je dan naar het betreffende artikel kijkt,
dan ziet u dat dat niet gebeurd is.) Ik stel voor om daar
waar het bedoelde woordje bij staat te lezen nabij en dat
in de besluitvorming te betrekken.
Aan de orde is de stemming.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van b. en wmet inachtneming van de gemaakte
opmerkingen
Punt 19 en 20 (bijlage nr. nrs117 en 118).
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig
de voorstellen van b. en w.