Blad 42 Verslag van de raadsvergadering van 7 september 1998 ontwikkelingen mogen plaatsvinden. Dat betekent dat wij voorlopig even ruimte geven om verder met partners te kij ken wat daar gerealiseerd kan worden, maar het totale mas- terplan, zoals dat ons is gepresenteerd, dat vinden wij, voor zover wij deze gegevens hebben, niet realistisch en daar geven wij voorlopig nog geen groen licht voor. De heer P. de Jong: Er zijn weinig discussies die zo lang geduurd hebben als dit traject voordat wij tot besluitvor ming komen vanavond. Ik moet in alle oprechtheid zeggen dat ook mijn fractie het uitermate moeilijk gehad heeft met de afweging om uiteindelijk hier ja dan wel nee tegen te zeg gen. Soms hadden wij ook wel het gevoel dat hoe langer het duurde de onzekerheid en de twijfel wel toenam. Dat hebben wij ons gerealiseerd, kijkend en denkend aan de positie van het personeel, dat natuurlijk lange tijd in onzekerheid heeft verkeerd en waar in feite sprake is geweest van een soort vacuüm. Keer op keer is aeze sector, dat is ook door de vorige spreker al aangehaald, geconfronteerd met raads besluiten. De D66-fractie steunt in het algemeen de lijn om uitvoeren de taken op afstand te zetten mits aan een aantal voorwaar den wordt voldaan. Je kijkt naar efficiëntie, je kijkt naar het prijskaartje en je kijkt ook naar de wijze waarop die taken worden uitgevoerd. De analyse van de maatschappelijke positie van de sport zo als die gedaan is door de WOR-bestuurder in de laatste brief aan de ondernemingsraad delen wijInderdaad het fi nancieel beroep op de overheid wordt steeds groter, terwijl diezelfde overheid steeds meer moeite heeft om de touwtjes aan elkaar te knopen. De belangrijkste vraag, daar hebben wij ook zeer uitgebreide discussie in twee termijnen voor en na de vakantie over gevoerd, was interne dan wel externe verzelfstandiging. Het is nogmaals niet door de woorden slagvaardigheid, marktgerichtheid en flexibiliteit alleen, maar vooral ook de overtuiging bij ons dat een interne ver zelfstandiging zal leiden tot reorganisaties, vooral in het eerste begin en daardoor voortdurend onzekerheid voor het personeel. Overigens, dat ter zijde, b. en w. schrijft in de antwoordnotitie op de vragen van de raad, dat in feite de interne verzelfstandiging al heeft plaatsgevonden. Dat heeft mijn fractie toch tot de vraag gebracht, dat als dat inderdaad zo is, als er al de mogelijkheid zou zijn om slagvaardiger te opereren, waarom is dan überhaupt de sportsector niet op een niveau gekomen waar wij ze graag hadden willen zien. Met andere woorden, waarom is er niet meer van gemaakt, meer pr, meer bezoekers, enz. Misschien heeft dat te maken met allerlei 'plotselinge acties' van deze raad en moeten wij de hand in eigen boezem steken. Aan de andere kant zou je kunnen zeggen dat er dan ook opnieuw zou moeten worden onderhandeld bijvoorbeeld over het mana Blad 43 Verslag van de raadsvergadering van 7 september 1998 gementcontract en deze raad heeft altijd gezegd dat de dienst zelf de bezuiniging maar moet ophoesten. Het ant woord op die vraag of je verzelfstandigt kun je eigenlijk niet geven, dat moet je gewoon doen. Ik wil daar graag nog een reactie van het college op. De BV Sport moet het waarmaken in de praktijk. Er zijn voorbeelden in den lande waar het wel goed gaat, maar er zijn ook voorbeelden in den lande waar het erg slecht gaat en waar men terug komt van de weg die men ingeslagen is, namelijk tot die externe verzelfstandiging. Dat betekent dat mijn fractie zeer veel hecht aan de kwaliteit van het management voor het welslagen van deze operatie. In de rap portage Indoor - Outdoor schrijft het college dat de ge meente als enige aandeelhouder bevoegd is tot de benoeming van de directie. Mijn fractie heeft daarbij een vraag. Op welke wijze wordt de raad daarbij betrokken? Het is usance dat bij belangrijke benoemingen ock van directieleden de raad daar op de een of andere wijze bij betrokken is. Graag een antwoord daarop van het college. Resumerend, het beleidsplan Sportvelden komt terug. Wij hebben geen probleem met de inspraak daaromtrent. De ver zelfstandiging, daarover heb ik een aantal opmerkingen ge maakt dat uiteindelijk de afweging bij ons is geweest om toch maar over te gaan tot die externe verzelfstandiging. Sportboulevard Kalverdijkjeik wil aansluiten bij de woor den die de heer Jacobse daarover heeft uitgesproken. Het is niet zo dat wij zeggen, u krijgt geen ruimte, maar wij vin den de plannen nog te vaag en te weinig onderbouwd. Wat dat betreft willen wij betere plannen zien. Ik heb daar in de commissie uitgebreid over gesproken. Dat brengt mij ook tot een opmerking die over het andere raadsstuk gaat, namelijk de rapportage over de drie deelon derzoeken. Er wordt ook door u aan ons gevraagd om vanavond toestemming te geven om alle mogelijke voorbereidingen te doen voor het maken van een CV-constructieIk heb daarvan in de commissie gezegd dat ik niet bereid ben om een blanco cheque af te geven, ik herhaal dat vanavond. Ik wil graag dat het college vanavond in ieder geval op z'n minst toe zegt dat men voordat men daartoe overgaat eerst rapporteert aan de commissie. Als dat zo is, dan overwegen wij daarmee alsnog akkoord te gaan. De heer Van Mourik: Ten aanzien van het beleidsplan Sport velden kunnen wij instemmen met de procedure zoals die ge schetst wordt. Wij vinden wel dat er voor gewaakt moet wor den dat er geen verwachtingen worden gewekt bij de gebrui kers van de accommodaties. De thans voorliggende rapportage

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1998 | | pagina 22