Blad 32 Verslag van de raadsvergadering van maandag 28 september 1998 ieder jaar in de commissie de detailhandel in Leeuwarden op de agenda te hebben. De heer P. de Jong: Het rapport is vooral beschrijvend van aard. In die zin waren wij toch enigszins teleurgesteld, ik heb dat in de commissie ook gezegd. Waar ik toch even spe cifieke aandacht voor wil vragen zijn de ontwikkelingen in het hoofdwinkelcentrum. Ik heb dat in de commissie ook ge daan. Maar als je vandaag de dag in het hoofdwinkelcentrum kijkt, dan is het toch voor een heel groot deel dertien in een dozijn. Ik heb in de commissie de wethouder uitgedaagd om nu eens met onorthodoxe maatregelen te komen om aan een upgrading te doen van het hoofdwinkelcentrum. We gaan met de fysieke infrastructuur bezig, de binnenstad gaat op de schop, maar wat zou het goed zijn als er ook in de winkel voorzieningen wat differentiatie zou komen, dat niet de ke tens van nature de winnaars zijn in de binnenstad. Ik wil dat nog een keer benadrukken en graag het college op het hart drukken om samen met het LOV en met andere organisa ties te proberen met hele onorthodoxe methoden daar iets aan te doen. Ik weet dat het instrumentarium beperkt is, maar ik zou er toch een lans voor willen breken. Dan die termijn van één jaar, ik wil verwijzen naar de in breng van de heer Jacobse, ik ben het daar wel mee eens. Wij hebben destijds, toen vijf jaar aan de orde was, gezegd dat het veel stringenter zou moeten. Wij hebben de behoefte om jaarlijks op de hoogte gehouden te worden. Het wordt een beetje een woordendiscussie heb ik het gevoel, als er be doeld is in de raadsbrief na één jaar evaluatie, ook een voortgangsrapportage, heb ik daar geen enkel bezwaar tegen. Maar ik zou na tweeëneenhalf jaar wel een wat steviger eva luatie willen hebben. In die zin kom ik Van Mourik tege moet, maar vooralsnog denk ik dat één jaar wat dat betreft wel acceptabel is. Ik zou graag, voordat ik een definitief standpunt bepaal over de motie van de heer Van Mourik, daar graag eerst een reactie van het college op willen. Mevrouw WaandersOver het rapport zelf zal ik niets meer zeggen, we hebben in de commissie daarmee ingestemd. De motie van de VVD-fractie zullen we steunen om de redenen die de heer Van Mourik ook heeft genoemd, ook zeker met de kanttekening dat wat betreft de ontwikkeling op de Centrale die voorgestelde evaluatie van ieder jaar gehandhaafd moet worden, maar dan zijn we al bij het volgend agendapunt. Wat ik wel van belang vind is om niet na tweeëneenhalf jaar of na 2 jaar eens te gaan nadenken hoe je wilt evalueren en waar je op wilt evalueren. Het lijkt mij goed om zo snel mogelijk vast te stellen wat de onderzoeksvragen zullen zijn die je na tweeëneenhalf jaar wilt loslaten op dat be- Blad 33 Verslag van de raadsvergadering van maandag 28 september 1998 leid, dat zal naar mijn idee gekoppeld moeten worden aan de beoogde effecten van het beleid dat nu is vastgesteld. Vol gens mij zijn we sowieso als gemeente, als het gaat om het evalueren, wel sterk in het uitspreken van de wenselijkheid van evaluaties. Er ligt ook een enorme lijst aan evaluaties die nog uitgevoerd moeten worden, maar het lijkt mij goed, daar is bovendien al vaker in de raad over gesproken, om dan ook tijdig, eigenlijk zou dat moeten bij het vaststel len van het beleid, ook vast te stellen op welke beoogde effecten je dan het beleid zou willen evalueren. Daar wil ik nog wel een keer een pleidooi voor houden. Ik ben het met de heer Jacobse eens dat wij inderdaad wel heel vaak gesproken hebben over het detailhandelsbeleid, dat het ook een belangrijk beleidsterrein is. Je kunt ook zeggen dat het de laatste jaren ons meer dan lief is dat het zo vaak op de agenda heeft gestaan. Nu er dan eindelijk beleid is vastgesteld vindt ik ook dat je dat beleid de kans moet ge ven om zich te ontwikkelen. Dat is voor mij ook een reden om te zeggen het niet over een jaar weer op de politieke agenda zetten, maar na tweeëneenhalf jaar. De heer Feenstra: Ook de CDA-fractie kan zich vinden in het rapport en heeft ook in de commissie de opmerking gemaakt dat wij evaluatie na één jaar te snel vinden. Het gaat hier over het rapport Hoofdlijnen, ik wil een opmerking plaatsen aan de NLP- en D66-fractie. Wij hebben een Commissie Mid denstandszaken, daar horen we dingen, dat kunnen we dan eventueel in onze fractie brengen, als er al hele grote wijzigingen zijn, maar dit zijn hoofdlijnen. Het is niet zo dat de detailhandel nou plotseling over tweeëneenhalf jaar helemaal anders is dan op dit moment. Wij kunnen ons altijd aanpassen en wij gaan dus mee met de motie van de VVD- fractie De heer Brok (weth.): Dit stukje is ook al verschillende keren besproken in de Overlegcommissie Midden- en Kleinbe drijf. In de Commissie Bestuur en Middelen de afgelopen maand was eenieder blij dat dit stuk er was. Het is al aan gegeven, het zijn de hoofdlijnen, het is niet een weten schappelijk getint stuk. We hebben toen nog met de heer De Jong over gesproken. Het is eigenlijk een rangschikking van al datgene wat we in het verleden hadden en ook van datgene wat we in de toekomst voorstaan. Het is breed ondersteund. Vanavond spitst de discussie zich vooral toe op wanneer er nu precies geëvalueerd gaat worden. Het college heeft in de commissiebehandeling in ieder geval aangegeven waar die evaluatie om gaat. Dat doen we nog steeds, dat staat ook heel duidelijk in de dictum verwoord. Ik begrijp toch dat een groot deel van de raad het wenselijker acht om die eva luatie over ongeveer pas tweeëneenhalf jaar te doen. Dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1998 | | pagina 18