Blad 16 Verslag van de raadsvergadering van 26 oktober 1998 sen met name aan de oostkant van de stad zo lange tijd ver stoken moeten zijn van zwemwater. Met andere woorden, wij denken dat u als college straks wel met een voorstel zult moeten komen voor het opknappen van het Kalverdijkje Tot slot een paar procedurele opmerkingen. Een van de aar digste onderdelen vonden wij het 'raad vraagt om raad' pro ject, om inzicht te krijgen in wat de gewone burger van de toekomstvisie denkt. Wat wij vaststellen, dat hebben wij toch met enige spijt gedaan, is dat het ondanks alles toch vooral een discussie geweest is van deskundigen. Gewone mensen hebben echt ontbroken, dat vinden wij jammer. Als er gesproken wordt over draagvlak, dan denken wij dat wij met elkaar als politieke partijen, maar u ook als college, dat draagvlak met name onder die burgers zullen moeten trachten te creëren. Wij raden u aan om ten aanzien van bijvoorbeeld de wijksignalering een populaire versie uit te brengen van LEVI 2030. Maar ook de plannen met betrekking van wijkpa- nelsom dat draagvlak van de richtingen die aangegeven worden in LEVI 2030, daar veel meer rekening mee te houden. De wethouder heeft zelf toegezegd daar ook nog eens over te willen nadenken. Wellicht dat hij daar nog iets over kwijt wil Concluderend, wij vatten LEVI 2030 op als de resultanten van de discussie van dit ogenblik. Die flexibiliteit waar ook de CDA-fractie met name in de commissie voor gepleit heeft, is ook de onze. Ik kan wat dat betreft ook verwijzen naar de inbreng die de heer Jacobse naar voren heeft ge bracht. Niet dichttimmeren, richtinggeven, dat is op dit ogenblik de stand van zaken en het moet een levend instru ment zijn. De heer Nijzmk: De heer Jacobse heeft nogal wat woorden en aardige voorbeelden nodig gehad om duidelijk te maken dat de toekomst anders zal zijn. Uiteraard zijn wij het daarmee eens. Natuurlijk is die toekomst altijd anders dan je denkt en waarschijnlijk ook dan je gehoopt had. In de Commissie Bestuur en Middelen heb ik namens mijn fractie er al op gewezen dat er in de eerste twee delen van de visienota een aantal tekortkomingen zitten die terug zijn te voeren tot ongelukkige woordkeuze, wat vaag en on duidelijkheden en hier en daar een wat rammelende methodo logie. Ik ga er niet nog eens op in, dat zou vervelend wor den, maar mijn fractie verwacht wel dat bij de herziening van de visie in 2001 of 2002 daar de nodige aandacht aan zal worden besteed. Over die herziening hebben wij in de commissie een duide lijk standpunt neergelegd. Er was een meerderheid die er voor heeft gepleit om de discussie over de aanpassing van de strategienota te laten plaatsvinden bijvoorbeeld op ba Blad 17 Verslag van de raadsvergadering van 26 oktober 1998 sis van een uitgangspuntennota, voordat de verkiezingen plaatsvinden, terwijl de concipiëring en de vaststelling van de herziening na de verkiezingen zal plaatsvinden. In de drie stukken waarin het traject wordt beschreven is nogal wat verwarring. Als ik het aparte tijdschema bekijk dan lijkt het er op alsof deze suggestie door het college niet erg serieus is genomen, in de raadsbrief en in de nota zelf zou je iets anders kunnen lezen. Graag daar wat hel derheid over van het college. Als het college de opvatting van de meerderheid van de Commissie Bestuur en Middelen niet deelt, dan horen wij graag waarom. Richtinggevend is de keuze voor de vier projectclusters. Gebaseerd is deze keuze, ik heb dat in de commissie ook al gezegd, op een zeer breed draagvlak. Die keuze is niet zo vreselijk verrassend en leidt althans bij mijn fractie niet tot grote opwinding. Aan de ander kant is die toch ook weer zo breed dat er geen grote beperkingen uit voorvloeien. Ook daar hebben wij gewezen op de noodzaak voor flexibiliteit, omdat in de loop van de tijd de omstandigheden zich zullen wijzigen en alles anders zal zijn en je daar dan ook tijdig op moet kunnen inspelen. Wij kunnen ons vinden in deze wat brede globale keuzes die gemaakt zijn. Ik denk dat wij nu aan de slag moeten met de verdere uit werking en een begin moeten maken met de uitwerking van de visie en de realisering daarvan. Daarbij zijn twee punten waar mijn fractie nog de nadruk op wil leggen. Het eerste punt is de samenwerking met externe partners, waar ook naar gezocht moet worden als het gaat om de uit voering van projecten. Dus niet alleen in de fase van vi sie-ontwikkeling en bij de uitwerking van die visie, maar met name ook bij de uitvoering zal er gezocht moeten worden naar samenwerking met externe partners. Een tweede punt is dat indien het nodig mocht blijken om het naar onze opvatting toch wel tamelijk hoge ambitieni veau van de nota te halen, de nodige maatregelen getroffen zullen moeten kunnen worden om het ambtelijke apparaat zo danig uit te rusten dat dat niveau ook gehaald kan worden. Wij zijn er niet zonder meer van overtuigd dat dat allemaal gemakkelijk en gladjes zal verlopen. De Voorzitter: Dit is een onderwerp waar de heer Jacobse zich enorm op heeft kunnen uitleven, want dit is typisch een onderwerp voor hem. Hij heeft dit ook met verve gedaan. Hij heeft natuurlijk gelijk, net zoals in de nota staat, als hij zegt dat er niet een echt pijl te trekken is op de toekomst. Maar tegelijkertijd, en dat is de andere kant van de medaille, is het absoluut slecht voor een gemeente, als zij niet nadenkt over de toekomst. In die zin is het ook erg nodig dat je bepaalde ontwikkelingen op een langere

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1998 | | pagina 10