Blad 18 Verslag van de raadsvergadering van 26 oktober 1998 termijn probeert een richting uit te definiëren, die je ook helpt om een referentiekader te bieden voor het ontwikkelen van beleid. Dat is wat hier gebeurt. Wij dwingen onszelf om na te denken over de toekomst en wij dwingen onszelf om dat niet één keer te doen, maar om dat in een cyclus van vier jaar te doen. Dat alleen al is goed, denken wij, om ons ge focust te houden op het stellen van echte prioriteiten voor het bereiken van een toekomstbeeld, waarvan je weet dat je dat in detail nooit echt zo zult bereiken, zoals je nu denkt. Maar voor het bereiken van zo'n beeld zal het nood zakelijk zijn om bepaalde projecten in gang te zetten, te financieren en voor te bereiden. Wij denken dus dat wij dit proces, wat eigenlijk nieuw is voor de gemeente Leeuwarden, zo stelselmatig moeten doen en zo zorgvuldig van onderaf voorbereid ook hier voor u neer moeten leggen en samen met u op moeten bouwen. Dat verdient ook navolging om als het ware in een soort continuïteit verzeild te raken, die ons noopt om over vier jaar er weer opnieuw over te praten. Waarmee u overigens niet ontslagen bent, net zoals het col lege, van de verplichting om voortdurend over uw toekomst na te denken. Zeker voor leden van de raad geldt dat. Ik kom dan even op de procedure zoals wij die in de commis sie met elkaar hebben afgesproken. De constatering klopt inderdaad dat het in de raadsbrief juist is vermeld en in het bijbehorende datumtabelletje wat slordig is omgespron gen met de echte cijfertjes. Wij zullen dat zo aanpassen dat het kloppend wordt gemaakt met de raadsbrief. Dat is denk ik ook de teneur van de meerderheid van de commissie, zoals zich dat heeft afgetekend in de vorige verslagleg gingsperiode. Dat betekent dus dat je in je politieke me ningsvorming over de toekomst van Leeuwarden, als het ware vooruitlopend op verkiezingen, al uitspreekt over welke kant het opgaat en dat je dat laat bekrachtigen door een raad die er ook weer vier jaar mee vooruit moet. Ik constateer dat het stuk wordt beoordeeld door de heer Nijzink als reuze ambitieus en door de heer Jacobse als niet ambitieus, daar ligt een wereld tussen. Tussen de twee opvattingen ligt sowieso al een wereld, dat wisten wij al, maar in dit verband is dat denk ik toch wel heel curieus. Wij denken zelf dat wij het ambitieniveau niet zozeer moe ten zien in de grootsheid van de beelden die worden gecre- eerd over de toekomst van Leeuwarden, maar vooral in het stelselmatig en gedisciplineerd proberen volgens een be paalde lijn projecten in gang te zetten. Dat is het ambi tieniveau zoals dit college het ziet. Dan voelen wij ons weer geheel één mijnheer Nijzink, als wij constateren dat daar dus ook de ambtelijke capaciteit voor beschikbaar moet zijn. Dat is inderdaad een punt van zorg, dat wil ik wel zeggen. Dat heeft niks te maken met kwaliteit, maar wel met kwantiteit. Ik denk dat het goed is om ook hier te consta Blad 19 Verslag van de raadsvergadering van 26 oktober 1998 teren dat wij in de toekomst toemoeten naar een manier van werken waardoor een gemeente niet meer alles zelf in huis moet hebben, maar tegelijkertijd veel meer open moet staan voor constructies als bijvoorbeeld public private part nership. Dat is het tweede zorgpunt dat de heer Nijzink noemde, dat is ook iets dat je overigens in geheel over- heidsland ziet. Maar tegelijkertijd zie je ook dat er goede resultaten geboekt worden in samenwerkingsverbanden waarbij financiers, ontwikkelaars en gemeenten gezamenlijk optrek ken om te proberen zaken te realiseren. Dat zal ongetwij feld bij een aantal van die projecten ook gebeuren. Het is de bedoeling dat de projectclusters, zoals die in de nota staan, uiteindelijk verwoord worden. Dat zal binnen nu en een half jaar gebeuren in een planningcyclus, maar ook in een nadere uitwerking. Dat zal aan de Commissie Bestuur en Middelen worden voorgelegd. Het is dus niet zo, zoals de heer Boorsma zegt, dat wij nu een besluit nemen voor nu en de komende dertig jaren, dat hij intussen niet meer over deelonderwerpen een mening mag hebben. In tegendeel, het is de bedoeling dat voor elk pro jectcluster weer opnieuw gevraagd wordt of de raad kan in stemmen met deze richting, de bijbehorende financiering kan goedkeuren, etc. Dat betekent dus dat wij elke keer weer het kader terughebben waarover wij nu praten en waarin wij straks al die projectvoorstellen beoordelen. Dan nog een opmerking naar de heer De Jong toe. Hij zegt dat het woord 'dorp' er helemaal niet in voorkomt, dat heeft hij de vorige keer ook gezegd. Misschien komt het er helemaal niet in voor, maar in ieder geval uitermate be perkt. Maar hij wordt op zijn wenken bediend, want wij heb ben dit jaar met elkaar afgesproken en er extra geld voor uitgetrokken, dat wij een visie maken op de dorpen. Ergens in de loop van volgend jaar zal zo'n visie aan u ter beoor deling en ter discussie worden voorgelegd. Dan zullen de dorpen centraal staan en zal misschien het woord 'stad' er nauwelijks in voorkomen. Maar hij heeft natuurlijk gelijk, Leeuwarden ligt in een bepaalde omgeving, dat betekent dat je die omgeving ook nadrukkelijk zult moeten meenemen. Hij heeft ook gezegd dat wij weliswaar zeggen dat wij het proces van onderop gestalte geven, maar dat het toch een deskundigendiscussie is geweest. Daar heeft hij gelijk in, dat is ook zo. Wij hebben ondertussen natuurlijk wel menin gen gehad van individuele burgers die de moeite hebben ge nomen om zich te verdiepen in de stukken. Dat zijn er niet velen geweest en het blijkt ook nu weer hier een taai pro ces te zijn om te proberen onder de bevolking draagvlak te krijgen in een ontwikkelende en meediscussiërende zin voor een richting die natuurlijk allerlei vaagheden bevat en waarvoor het ook moeilijk is voor burgers om greep op te krijgen van wat zo'n gemeentebestuur nu wil. ik denk dat het terecht is als gezegd wordt dat wij dat moeten blijven

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1998 | | pagina 11