Blad 20 Verslag van de raadsvergadering van 26 oktober 1998 proberen. Dat zullen wij ook doen, maar de instrumenten waarlangs, die wij daarvoor zouden moeten benutten, liggen niet voor het oprapen. Daar moeten wij over blijven naden ken De Nijzink vond in de commissie dat de nota een aantal te kortkomingen bevatte. Hij zegt dat ze over vier jaren het college eens even goed zullen vergen op die tekortkomingen, want dan moeten wij er weer opnieuw over praten. Ik moet u zeggen dat ik dit een beetje gemakkelijk vind, want uitein delijk is dit natuurlijk iets dat in een interactief pro ces, vooral met de raad, tot stand moet komen. Als hij vindt dat er tekortkomingen zijn, dan is het net zo hard aan de raad als aan het college om die er over vier jaar uit te halen. Ik denk dat het goed is dat wij ook over vier jaar weer in de diepte gaan om aan de hand van een project voorstel die discussie weer met elkaar te voeren aan de hand van datgene wat wij nu met elkaar besluiten. Dan nog een opmerking over de agri-nutri. Wat de heer De Jong zegt is dat wij eigenlijk uitgaan van de moderne be drijven die steeds groter worden, met name in de melkvee houderij, maar dat de biobedrijven daarbij achter blijven, dat wij ons daar niet over uitspreken. Ik heb net nog even naar de exacte teksten gekeken, ik moet zeggen dat ik dat niet op deze manier uit de stukken haal. Het is overigens een tendens, zoals hij al aangeeft, dat ook de bedrijven die op biologische grondslag hun bedrijfvoering realiseren toenemen en dat ook de grote zuivelbedrijven daar steeds meer belangstelling voor krijgen. Wij gaan er nu zelf van uit dat wij na verloop van tijd een mix zullen krijgen van de intensieve veehouderijbedrijven en de biologisch geori- enteerde bedrijven, die ook tegemoet komt aan zijn opmer king. Ik denk niet dat wij er te weinig aandacht aan beste den, maar dat het nu een ontwikkeling is die wij over vier jaar weer ten volle in het stuk kunnen neerschrijven, zodat wij daar ook weer opnieuw beleid op kunnen maken. Als je ziet wat er in het stuk staat over het agri-nutricomplex, dan is ook helder dat wij ook met behulp van Wageningen proberen dit type technieken te stimuleren. (De heer P. De Jong: Waar het mij om ging was even kijken naar de inspraakreactiewaarbij uit de inspraak duidelijk naar voren kwam de ontwikkeling waarvan ik zou zeggen, dat is een valkuil, enerzijds die hele grootschaligheid en an derzijds de kleinschaligheid. Ik kreeg een beetje de indruk uit de inspraak en ook het commentaar dat daarbij stond, dat het college die zienswij ze ondersteundeDaarvan heb ik nu geconstateerd dat ook het college ziet dat er zeker sprake is van wat ik dan maar gemakshalve noem een derde weg.) Ja, maar de heer De Jong mag niet automatisch biolo gisch georiënteerde bedrijven scharen onder de kleinschali ge bedrijven en intensieve veehouderij onder de grootscha Blad 21 Verslag van de raadsvergadering van 26 oktober 1998 lige bedrijven. Dat is nu misschien nog het geval, maar die grens zal vervagen. Ik heb al geantwoord op de opmerking die de heer Stoker heeft gemaakt over de zondagsluiting van de bibliotheek. De heer Jacobse: Het verschil van inzicht over het ambitie niveau hebben wij in de commissie ook al over gediscussi eerd. De projecten die er in genoemd zijn, de strategische projecten, daarvan heb ik in de commissie gezegd dat die eigenlijk niet verder reiken dan 2005, dan moet het toch eigenlijk allemaal operationeel zijn. In zoverre is die lange termijnvisie niet zo ambitieus dat ze tot 2030 reikt, althans niet in onze gedachte. Ik heb ook gezegd dat het nog voldoende lastig zal zijn om dit te realiseren. Dat komt onder andere doordat er zoveel dingen zijn van alledag die je van die weg afleiden, zelfs alleen al bij de discus sie. Ik weet niet of men zich nog kan herinneren waar het allemaal mee begonnen is. Het staat mij nog goed bij dat wij als fracties in het Hans Wiegelhuis bijeen zijn geweest waar wij toen gediscussieerd hebben over wat fracties als de toekomst zouden zien. Dat moet haast een jaar of vier a vijf geleden zijn, denk ik. Zelfs die discussie toen werd al overschaduwd doordat de heer Timmermans, die 's morgens niet bij die bijeenkomst aanwezig was, 's middags kwam met allerlei slechte berichten dat anderen strategische beslis singen hadden genomen die datgene wat Leeuwarden wou aardig in de weg stonden. Dat Leeuwarden weet wat ze wil, is na tuurlijk één, maar het verwezenlijken zal nog een hele klus zijn, omdat je steeds met dagelijkse zaken bezig bent en dat je ook te maken hebt met andere partijen die allemaal zo hun eigen belangen en strategische keuzes hebben. Dat zie je bij die partners, provincie, de grote bedrijven, het rijk. Grote bedrijven zien historische bindingen qua vesti gingsplaats steeds minder als vanzelfsprekend. Wij zien de laatste tijden dat toch allerlei zaken, organisaties Leeu warden helaas verlaten. Het zal dus toch nog een hele kluif worden, is onze optiek. Dat betekent niet dat wij bij de pakken neer moeten zitten, zeker niet, wij moeten deze dis cussie juist aangaan om de gevaren te bestrijden en de kan sen te grijpen. De voorzitter heeft al gezegd dat het goed is dat je dat niet één keer in de vier jaar doet, maar dat je dat regelmatig doet. Ik denk dat wij dat eigenlijk bij iedere Perspectiefnota doen, kijken waar wij ons geld op inzetten en waar de grootste kansen liggen. De heer BoorsmaEven voor de duidelijkheid en voor de vol ledigheid, als ik gesuggereerd heb dat wij als SP-fractie denken te moeten besluiten vanavond over concrete maatrege-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1998 | | pagina 12