Blad 62
Verslag van de begrotingsvergadering van 2 november 1998
(Mevrouw Van Ulzen: Dan doe ik dit ordevoorstelzo geformu
leerd zoals u dat doet. Het kan heel kort als u mij even
toestaat wat ik had willen zeggen, dat kost minder tijd dan
het hele ordevoorstel en die rimram. Wat ik wil zeggen is
dat u ons nu met alle goede bedoelingen toch in een situatie
dwingt waar wij helemaal niet voor gekozen hebben. Die club
die daar dat stuk terrein heeft liggen, mag onderzoeken tot
ze blauw zien, wat kan ons dat nou schelen. Plotseling doen
ze een onderzoek en moeten wij dat beoordelen. Daar hebben
wij geen boodschap aan.)
Ik heb u gezegd, dat de raad is aangegeven dat er alle ruim
te en mogelijkheden zijn om elk oordeel er over te vellen
wat zij wil. Maar het is wel zo, dat in een commissieverga
dering is afgetast of dit onderzoek gehouden kon worden of
niet. Er is geen enkele fractie die zich op het resultaat
van dat onderzoek heeft vastgelegd. Niet één.
(De heer Krol: Laten wij inderdaad aan deze spraakverwarring
een einde maken en met elkaar voorstellen en besluiten om
het in een volgende commissievergadering even nadrukkelijk
aan de orde te stellen, zodat ook iedereen precies weet wat
er leeft en wat er bedoeld wordt, zodat er dan ook een hel
dere uitspraak komt. Ik zou de D66-fractie willen vragen om
in ieder geval die paar weken nog geduld te hebben.) Maar
dat betekent dat wij andermaal het verzoek doen aan de D66-
fractie om die motie aan te houden.
De heer De Jong: Ik heb toch even behoefte aan een derde
termijn, maar ik zal het heel kort doen. Als de heer Sluiter
zegt als uitweg, we kennen dat rapport helemaal niet, kan
hij ons dat niet kwalijk nemen. Wij hebben voortdurend ge
vraagd: kom op met dat verhaal over De Wierde, daar is geen
enkel misverstand over. Wij hebben tot onze verbazing toen
gehoord van het college dat er al een rapport lag. De heer
Brinks zegt dat het pas besproken is in de aandeelhouders
vergadering van begin 1998, maar dat men er al mee bezig was
in 1997, want de onderzoeken hebben een redelijk lange door
looptijd heb ik begrepen. Dat verhaal was er. Het is nu ter
inzage gelegd. Vorige keer bij de commissiebehandeling heeft
de wethouder gevraagd of hij het zou toesturen of wachten
tot de behandeling van het rapport van de Grontmijdan kun
nen we dat allemaal in één keer doen. Het is toen geëindigd
in een wat onbevredigend slot van de Commissie Bestuur en
Middelen, laat ik het zo zeggen.
De Voorzitter: Ik wil eigenlijk niet de beraadslagingen op
nieuw openen rondom dit onderwerp. Het college heeft u het
voorstel gedaan om de motie aan te houden. Als we daar nu
eens aan koppelen dat we binnen een heel korte termijn, en
ik denk dat dat toegezegd kan worden om dat binnen drie
maanden te doen, een commissievergadering organiseren waarin
ook dat Grontmijrapport op tafel ligt, deze motie op tafel
Blad 63
Verslag van de begrotingsvergadering van 2 november 1998
ligt, met al het relevante materiaal, zodat dat onderwerp
nog eens goed uitgespit kan worden. Dan zijn de verschillen
de posities ook helder op dat moment, denk ik. Maar dan moet
de heer De Jong de motie wel aanhouden.
De heer De Jong: De voorzitter maakt weer de koppeling met
het onderzoek van GrontmijIk, zou ermee kunnen leven als
het in dè eerstvolgende raadsvergadering dan tot stemming
komt
De Voorzitter: De motie wordt in stemming gebracht.
De heer Bilker (weth.): De fracties van NLP en GPV/RPF/SGP
hebben wat opmerkingen gemaakt over de woningvoorraad. Ik
denk dat we uiteindelijk allemaal hetzelfde bedoelen. Het
gaat natuurlijk om de realistische planningen, om het aantal
te realiseren dat je wenst. Die moeten we dan inderdaad
vaststellen in de jaarlijkse plannen. Maar ik heb gezegd -
en ik herhaal - dat het uitgangspunt daarbij vooropstaat,
dat de vraag van de markt natuurlijk nu bepalend wordt. Als
je daar over spreekt, heb je het over kwaliteit. Ik stel
vast dat dat in de toekomst veel meer en veel vaker zal ge
beuren dan in het verleden en in het recente verleden. Dat
moet je dus in relatie brengen met je aantallen.
Ten tweede zullen wij met onze reactieformulering op 'Sjoch
dizze stêd' ook ingaan op die afspraken. Eén van die maatre
gelen zal dan moeten zijn wat je doet als die afspraken -
één van die afspraken is het realiseren van aantallen in re
latie met kwaliteit - niet haalt. (De heer Stoker: Dat is
toch precies wat in het verleden ook altijd beweerd is, maar
dan met andere redenen erbij. De wethouder had er vroeger
kritiek op dat de contigenten niet gehaald konden worden on
danks allerlei andere bezwarenlange proceduresbezwaren
van burgers. Nu voert hij een andere reden aan, maar de kans
is toch groot dan hij de contigenten niet haalt.) Dat heb ik
niet gezegd, absoluut niet. Alleen wij hebben het nu ge
plaatst in een andere context, daar gaat het nu om. (De heer
Stoker: Maar ze worden dus wel gehaald?) Ik herhaal niet het
antwoord, ik heb het nu twee keer gezegd.
De Voorzitter: Ik stel voor de beraadslaging te sluiten, er
zijn voor mij geen extra zaken aan de orde gekomen.
Ik breng de motie in stemming.
(De heer De Jong: Ik wou een voorstel van orde doen. Ik heb
de behoefte na de beantwoording door het college, na datgene
wat hier in de raad gezegd is, om even heel kort met mijn
fractie de zaken op een rij te zetten over het al dan niet
in stemming brengen van de motie.)