Blad 58 Verslag van de raadsvergadering van 18 januari 1999 die bij de voorgeschiedenis van deze aanvraag een rol heb ben gespeeld. Dus op het moment dat wij nu het voorstel van het college overnemen met deze argumentatie, gebruiken wij in wezen de provincie een beetje als excuus-Truus. En dat stuit mij tegen de borst. De Voorzitter: Ik ga er vanuit dat u dit tegen de heer Sto ker zegt, want ik heb vanuit het college aangegeven dat wij dat op ons eigen criterium moeten beoordelen. Even los van een provinciale standpunt. (De heer Stoker: Ik heb er altijd voor gepleitook in 1996, om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het provinciale beleid en dat doe ik nu nog.) (De heer Van Mourik: Ik hoor van vier vijf fractiesde heer Stoker spreekt ook namens de fractie De Haan, dat nu bekend is dat de provincie geen medewerking wil verlenen, moeten wij het collegevoorstel nolens volens ondersteunen Dat vind ik een foute weg)(De heer Ten Hoeve: Dat hebt u geloof ik niet van ons gehoord.) (De heer Van Mourik: Ik heb van de heer Ten Hoeve een ver haal gehoord over welstand. Als ik bij de familie Jensma op het erf zie en ik zie om mij heen drie molens die met posi tief welstandsadvies zijn neergezet en ik weet dat Welstand op een gegeven moment een algemene notitie heeft geschre ven, waarin zij het fenomeen windmolen verketteren en ik weet dat ze op grond van Woningwet en Bouwverordening indi viduele plannen moet beoordelendan geef ik in dit geval geen cent voor het advies van Welstand. (De heer Ten Hoeve: Dus de redenatie van de heer Van Mourik is dat wanneer ooit met een positief welstandsadvies een Amicitia-gebouw of een Leeuwarder Couranttoren of welk le lijk gebouw ook neergezet is, dat dat dan moet betekenen dat we een stad of een landschap vol met dit soort gebouwen moeten zetten De heer Roekiman: Wij hebben in eerste termijn gezegd wat onze visie ten aanzien van het voorliggend voorstel is. Maar ik wil toch nog iets aanvullend zeggen. Volgens mij is de motie als volgt, dat er geen uniform beleid bestond in den provincie en vervolgens gezegd is dat er een convenant moest komen tussen provincie en gemeente. In afwachting daarvan zouden de bouwaanvragen getoetst worden aan de gel dende regels. Dus niet aan de notitie die we eerder behan deld hebben inzake windturbines. Het gaat er dus om dat bouwaanvragen op grond van die regelgeving en procedures worden getoetst. Dat is in ieder geval de invulling die wij er aan geven. Het quotum is vol. Ik vraag mij af of er hier niet zwaarwe gende motieven zijn om in ieder geval de provincie op een Blad 59 Verslag van de raadsvergadering van 18 januari 1999 spoor te brengen dat het ook anders bekeken kan worden, want deze aanvraag ligt er al tijden. Wat mij betreft zit ten er hier wat zwaarwegende argumenten om toch af te wij ken van de ontwikkeling die er per 1 januari j.l. gaande is. Het gaat om een aanvraag die vanaf juli 1998 is inge diend. Toen was het nog mogelijk dat er solitaire windmo lens geplaatst konden worden. De Voorzitter: Ik wil op één aspect ingaan en dat is waar mevrouw Inberg net ook naar mij toe weer op reageerde. Ik heb gezegd dat die motie voor meerderlei uitleg vatbaar is. Dat is niet omdat zij hem onduidelijk heeft willen schrijven, maar je ziet nu vanavond ook al weer dat er op verschillende manieren tegen aan wordt gekeken. In die zin heeft het misschien bijgedragen uiteindelijk tot de discus sie die wij hier vanavond hebben. Misschien hadden wij die eerder moeten hebben, maar dat is nou een keer niet zo ge gaan en ik denk ook dat daar niet veel meer aan te doen is. Tegelijkertijd heeft een aantal mensen nu gezegd, de heer Van Mourik vooral, je mag eigenlijk die provinciale stel- lingname niet betrekken bij je eigen meningsvorming. Ik denk op zichzelf dat het het meest zuiver is, dat wij uit gaan van onze eigen politieke verantwoordelijkheid. Als de raad dan zegt: college wij steunen jouw voorstel niet, wij vinden dat de familie Jensma de ruimte moet hebben om die molen te bouwen, dan ontstaat een nieuwe situatie, die dan in het licht van dat besluit opnieuw moet worden bekeken. Ik zou u willen vragen om die eigen argumentatie ook vooral te willen gebruiken. Ik ga er vanuit dat diegenen die tegen het collegevoorstel zijn, voor het indienen van een artikel 19-aanvraag zijn voor de familie Jensma, dat lijkt mij redelijk. Aan de orde is de stemming. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w., met de aantekening dat de leden van de fracties van PAL/GL, D66, VVD en CDA geacht willen worden te hebben tegengestemd, met uitzondering van de wet houders (14 tegen overige voor) Punt 9 en 10 (bijlage nrs3 en 5) Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1999 | | pagina 30