Blad 22
Verslag van de raadsvergadering van 15 februari 1999
hier zitten, belachelijk wordt gemaakt. Want die mensen
zeggen: de aannemer is al bezig, wat willen jullie nog
doorspreken. Ik heb dat indertijd ook in de commissie ge
bracht, collega Bemelmans ook. U heeft toen tegen hem ge
zegd, dat de projectontwikkelaar dat op eigen risico doet.
Maar het belachelijk maken, daar heb ik toch een hekel aan,
door een aannemer daar moeten we toch iets tegen doen. Pas
als de raad ja zegt, kan een aannemer beginnen en niet
eerder. Dan zijn alle procedures normaal afgerond. Hij
heeft dat later wel weer goed gemaakt door goed naar de
bewoners te luisteren, maar toen was het kwaad al geschied.
Ik zou er voorstander van zijn om de procedure te wijzigen.
De Voorzitter: De zaak is uitgebreid in de commissie, ik
denk meerdere malen, aan de orde geweest. In die zin zijn
wij het dus wel eens dat dit toch een boel irritatie heeft
veroorzaakt. Wij zullen ons inspannen om dit in de toekomst
te voorkomen. Dat kan alleen maar als je met de ontwikke
laars ook afspraken maakt over de tijdstippen waarop de
planvorming gereed is, sloopwerkzaamheden gepleegd worden
en grond kan worden overgedragen. Dezelfde situaties spelen
ook elders in de stad, waar wij gelukkig tijdig bij zijn.
Wij staan nu aan de vooravond van een aantal andere ontwik
kelingen en daarin wordt ook met de ontwikkelaars gepro
beerd om dat type afspraken te maken.
Aan de orde is de stemming.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van b. en w.
Punt 12, 13 en 14 (bijlage nrs11, 9 en 16)
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig
de voorstellen van b. en w.
Punt 15 (bijlage nr. 21).
De Voorzitter: Aan de orde is Rapportage taskforce vastgoed
en overdracht panden.
Mevrouw WaandersEr staat aan het eind van de raadsbrief
dat de Commissie Bestuur en Middelen akkoord is gegaan met
de voorstellen. In grote lijnen klopt dat wel, maar ik vind
dat toch een beetje teveel wordt voorbijgegaan aan de kan
Blad 23
Verslag van de raadsvergadering van 15 februari 1999
tekeningen die ook tijdens die commissievergadering gemaakt
zijn, onder andere door de PvdA-fractieDaar wil ik nog
even kort op terug komen.
Als het gaat om de panden die in bijlage I worden genoemd,
is daar heel nadrukkelijk bij opgemerkt dat zoveel mogelijk
marktconform moeten worden gehandeld bij de verkoop daar
van. Panden kunnen weliswaar niet bij inschrijving worden
verkocht, maar bij de verkoop zal zoveel mogelijk rekening
moeten worden gehouden met de economische waarde van de
panden
Ten tweede - dat wil ik hier toch even herhalen - hebben
wij een voorbehoud gemaakt voor wat betreft de verkoop van
de twee panden bij de Noorderbegraafplaats. Ik kan nu mel
den dat mijn fractie tegen de verkoop is van die twee pan
den. Die panden zijn zo nauw verbonden met het geheel van
het park, dat op dat geheel geen inbreuk gepleegd zou moe
ten worden, door die twee panden te verkopen.
Bovendien heb ik in de commissie gevraagd naar de wijze
waarop de opbrengsten van de verkoop in de begroting worden
ondergebracht. Tegenover de verkoop staat derving van huur
en in dat verband is het wellicht goed om de opbrengst op
te nemen in het nieuwe brede investeringsfonds van waaruit
structuurversterkende projecten in Leeuwarden gefinancierd
worden. De wethouder heeft toegezegd dat op deze vraag een
antwoord zal worden geformuleerd in het verslag van de
desbetreffende commissievergadering, maar deze raadsverga
dering is er eerder dan dat verslag, vandaar dat ik de
vraag hier nog een keer herhaal.
Het lijkt ons goed dat als er een concreet voorstel ligt,
dan gaat het nog steeds over bijlage I, voor wat betreft de
verkoop van de panden uit die bijlage, om dan nog één keer
dat concrete voorstel in de Commissie Stadsontwikkeling aan
de orde te stellen, voordat tot daadwerkelijke verkoop
wordt overgegaan. Daarop graag een reactie van de wethou
der
Bijlage II.
In het commissiestuk werd nog expliciet gesproken over een
apart traject voor wat betreft de wijk-, buurt- en dorps
huizen. Als je kijkt naar de raadsbrief is van een apart
traject geen sprake meer. Het is terug gebracht tot een
aanbeveling "om te onderzoeken of er met de instellingen
overeenstemming kan worden bereikt om te komen tot over
dracht van de accommodaties". Dat is voor ons wat te kort
om de bocht. Het is te vroeg om nu al uit te spreken dat er
per definitie ingezet moet worden op verkoop van zoveel
mogelijk en liefst alle panden. Wij pleiten er voor om
alsnog te kiezen voor dat aparte traject, dat wat ons be
treft ook in zou moeten houden en wellicht zou moeten star-