Blad 54
Verslag van de raadsvergadering van 31 mei 1999
blijkt dat de praktijk de bestuurlijke wens kennelijk weer
legt. Voor een zich zelf respecterende raad is dat wrang om
vast te moeten stellen. Neemt het college deze niet reali
seerbare taakstellingen ter kennisgeving aan of heeft zij
hieruit conclusies getrokken voor het inschatten van de
haalbaarheid van eventuele toekomstige taakstellingen?
In mijn beraadslaging wil ik nu even teruggaan in gedachten
naar de vergadering van 14 december 1998. Na een lange pe
riode van veel onderzoek werd toen gedebatteerd over de de
claratieregeling voor minima. De uitkomst is een oud voor
stel in een nieuw jasje. Dat er een voorziening kwam was en
is nodig ook. De rijkste 10% van de Nederlanders bezit 60%
van alle rijkdom. Voor een kwart van de bevolking steeg de
koopkracht de afgelopen tien jaar met 50% of meer. Daar te
genover staat een groep van een derde van de bevolking die
de koopkracht de afgelopen tien jaar zag dalen. Vorige week
hebben wij wederom in de krant kunnen lezen dat honderddui
zenden huishoudens zonder inzicht op betere tijden daarom
langdurig aan de kant staan en dat dit aantal nog steeds
stijgt. Deze groep heeft niet of relatief veel te weinig
meegeprofiteerd van de bloeiende economie van de laatste
jaren. Een op de vier huishoudens in Leeuwarden moet rond
komen van een minimum inkomen. Door de als maar stijgende
lasten is het voor velen van hen steeds moeilijker de eind
jes aan elkaar te knopen. 70% van deze huishoudens kampt in
meer of mindere mate met een schuldenproblematiek. In de
periode 1996-1998 is het aantal verzoeken bij HWL om
schuldhulpverlening toegenomen van 15 naar 25%. Onlangs
werden ons ook nog eens pijnlijk de resultaten van het on
derzoek naar de armoedeval duidelijk. Reden genoeg dus om
in Leeuwarden voor een voorziening voor minima te zorgen.
Het voorstel dat toen voor ons lag, geketend aan het finan
ciële kader van het minimabeleid, was voor onze fractie een
reden om bij motie te pleiten voor verruiming van de rege
ling. Onze fractie kon daarmee op dat moment rekenen op
slechts zeer geringe steur.. Bovendien bood de motie inge
diend door de PvdA-fractie volgens ons openingen om bij de
behandeling van Perspectief - nu dus - hierop terug te ko
men. Deze zeer breed gedragen motie riep het college onder
andere op te komen met een onderzoek naar de armoedeval.
Dit is onlangs in de commissie besproken. Maar bovendien
werd het college opgedragen een overzicht van uitgaven voor
de declaratieregeling over het eerste deel van 1999 te pre
senteren, evenals het doen van een voorstel met betrekking
tot het vouchersysteem, dit alles voor de behandeling van
de Perspectiefnota. Op de drempel van de behandeling van de
Perspectiefnota zijn dus de resultaten van de armoedeval
bij de raad gekomen. Maar tot onze stomme verbazing moeten
wij nu vaststellen dat de laatste twee onderdelen van de
motie in het geheel niet zijn uitgevoerd. Mijn fractie
vraagt zich dan in alle vertwijfeling af wat de waarde is
Blad 55
Verslag van de raadsvergadering van 31 mei 1999
van een motie als deze niet door het college wordt uitge
voerd? Een buitenstaander zou dit vinden getuigen van een
minachting van de besluitvorming van de raad. De SP-fractie
denkt hier vooralsnog wat minder negatief over, maar wij
vinden het niet uitvoeren van een breed gesteunde motie,
zonder de raad daarvan op de hoogte te brengen, een ernsti
ge tekortkoming van het college. Het moge duidelijk zijn,
een duidelijker voorbeeld van niet consistent beleid kan ik
mij uit het afgelopen jaar niet herinneren. Ik maak hier
een zwaar punt van omdat wij ons middels deze motie op dit
moment hadden kunnen en moeten beraden over de definitieve
vorm van declaratieregeling. Dat betekent dat wij op dit
moment op basis van cijfermatige resultaten geld vrij had
den kunnen maken voor een eventuele verruiming van de rege
ling, wat zich in het najaar zou vertalen in de begroting.
Wij stellen vast dat er zich nu een situatie voordoet waar
in dat onmogelijk is. Wel hebben wij de toezegging gekregen
dat de niet uitgevoerde onderdelen van de motie voor de be
grotingsbehandeling bij ons liggen. Daar moeten wij het dan
eerst maar mee doen. Wij vragen de wethouder echter wel of
zij bereid is om met het voorstel te komen om de regeling
te verruimen, als de uitslag van de twee notities daar aan
leiding toe geeft.
Zoals gezegd hadden wij verwacht en gehoopt dat er vandaag
ook over de declaratieregeling gesproken zou worden, dan
hadden wij wellicht ook kunnen spreken over de haalbaarheid
of de onhaalbaarheid van een witgoedfonds, wat een aantal
keren in de commissie is besproken als het gaat om onder
steuning van minima. Mijn fractie is hier voorstander van
en wij zouden graag zien dat wij samen met het overzicht
van uitgaven met betrekking tot de declaratieregeling en
een voorstel voor een vouchersysteem resultaten van een on
derzoek zien over de haalbaarheid van het witgoedfonds. Dit
moet voor de begrotingsbehandeling bij de raad zijn, zodat
wij een volledige afweging kunnen maken als het gaat om de
definitieve vorm van een deciaratieregeimgWij hebben dit
verwoord in de volgende motie:
"De raad van de gemeente Leeuwarden,
in vergadering bijeen op 31 mei 1999;
behandelende de Perspectiefnota 2000-2003-2010;
overwegende dat:
- de raad een voorstel voor een vouchersysteem en een
overzicht van de uitgaven met betrekking tot de de
claratieregeling voor minima pas voor de begrotings
behandeling 2000 tegemoet kan zien;
- de declaratieregeling voor minima nog niet definitief
is vastgesteld;
- de raad een integrale afweging moet maken voor de de
finitieve vorm van de declaratieregeling;
besluit