Blad 12
Verslag van de raadsvergadering van 13 juni 2000
ding. Op verschillende momenten spreken we in de commissies
en de raad over dit onderwerp, maar een fundamenteel debat
komt niet van de grond. Wij denken dat een dergelijk debat
gevoerd moet worden.
Het tweede, daarmee samenhangende, probleem is de manier
waarop de beïnvloeding van beleid door burgers is verankerd
in onze regelgeving. Zo zijn de inspraakverordening en
daaruit af te leiden inspraakprocedures aan een herziening
toe. De noodzaak tot die herziening wordt door velen wel
gevoeld. Verordening en procedures zijn onvoldoende afge
stemd op wezenlijke veranderingen in de samenleving en de
bestuurspraktijk. De tijd dat de politiek op onvoorwaarde
lijke steun kon rekenen van een traditionele achterban is
al lang voorbij en daar hoeven we wat ons betreft ook niet
rouwig om te zijn. Burgers zijn over het algemeen bijzonder
goed in staat om hun wensen en belangen voor het voetlicht
te brengen.
Wij merken dat er over de invulling van de relatie bestuur-
bestuurden grote verschillen bestaan tussen de partijen die
in deze raad zijn vertegenwoordigd. Voor een deel zijn deze
verschillen bekend, voor een deel liggen ze onder de opper
vlakte. De PvdA-fractie stelt voor om in het komend half
jaar tot een vernieuwd inspraakbeleid te komen. Daartoe
zouden, om te beginnen alle partijen eens op papier moeten
zetten wat naar hun mening wel en niet deugt aan de wijze
waarop de invloed van burgers op het beleid in Leeuwarden
gestalte krijgt en welke doelstellingen en uitgangspunten
relevant zijn voor een bijdetijds inspraakbeleid. Het col
lege kan op grond van die visies een zeer voorlopig advies
formuleren dat breed in de Leeuwarder samenleving wordt be
discussieerd. Het moet dan gaan om discussies waarbij de
deelnemers ruim de gelegenheid krijgen hun eigen opvattin
gen en suggesties naar voren te brengen en waarbij op voor
hand ook duidelijkheid bestaat over de wettelijke grenzen
van beïnvloeding. Daarna kunnen in een speciale raadsverga
dering conclusies getrokken worden en kan een vernieuwde
regelgeving worden opgesteld.
Omdat wij op dit punt belang hechten aan een uitspraak van
raad en college, dienen we de volgende motie in:
'De raad van de gemeente Leeuwarden,
in vergadering bijeen op 13 juni 2000;
behandelde de Perspectiefnota Plus 2001;
overwegende
dat het inspraakbeleid van de gemeente Leeuwarden om
verschillende redenen aan herziening toe is;
dat een vernieuwd inspraakbeleid in samenspraak met
de Leeuwarder samenleving tot stand moet komen;
draagt het college op:
alle partijen in de Leeuwarder raad uit te nodigen
tot het beoordelen van het bestaande inspraakbeleid
Blad 13
Verslag van de raadsvergadering van 13 juni 2000
en het formuleren van doelstellingen en uitgangspun
ten voor een herzien beleid;
op basis van de visie van de verschillende partijen
een raamadvies op te stellen dat op een nader te be
palen wijze breed in de samenleving wordt bediscussi
eerd;
volgend op die discussie een raadsvergadering te or
ganiseren waarin de conclusies voor een herzien in
spraakbeleid en bijbehorende regelgeving worden ge
formuleerd."
(Dit is motie nr. 6.)
Mevrouw de voorzitter, dit was de PvdA-bijdrage in de eer
ste termijn.
De heer Krol: Voorzitter, de huidige raadsperiode zit er
voor de helft al weer op. En kijkend naar het Bestuurspro-
gramma kan worden geconstateerd dat het college niet stil
heeft gezeten. Er is al veel tot stand gekomen of staat op
het punt tot uitvoering te worden gebracht. Dus is het mo
ment aangebroken om halverwege de rit eens kritisch te kij
ken naar dat Bestuursprogram. Ook het college is die mening
toegedaan, blijkens uitlatingen van wethouder Den Oudsten
bij de presentatie van de Perspectiefnota 2001. Zonder in
te gaan op details lijkt het ons verstandig nu alvast aan
te geven de doelstelling hierbij van de CDA-fractie. Wij
denken dat het verstandig is om bij die evaluatie als uit
gangspunt te kiezen: de verdieping, het verbreden, het uit
bouwen en het vervolmaken van het huidige program. Het kan
wat ons betreft niet de bedoeling zijn om allerlei nieuwe
zaken aan het program toe te voegen mede gelet op het nu al
zeer hoge ambitieniveau en de capaciteit van het ambtelijk
apparaat. Eerst afmaken en uitbouwen waar aan is begonnen
dat moet het motto zijn bij de evaluatie van het huidige
Bestuursprogram, zo vinden wij
Voorzitter, De economie in het Noorden maakt een inhaal
slag, zo stond onlangs te lezen in het Friesch Dagblad. Dat
bleek, zo schreef men, uit de Regionaal Economische verken
ningen, een onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen.
Uit het rapport bleek eveneens dat Leeuwarden een flinke
banengroei kent door met name bedrijven die actief zijn in
de dienstverlening. Maar dat is op zich niet genoeg zo con
cludeerde men. Uit het rapport bleek ook dat de economische
structuur in Friesland nogal wat zwakke plekken kent zoals:
te weinig inwoners, de afgelegen ligging, een achterland
met eveneens dun bevolkte gebieden zoals Noord-Duitsland,
Scandinavië en Polen. Vooral die ligging beperkt de export
mogelijkheden over korte afstand. Een probleem waar bij
voorbeeld het zuiden van Nederland niet mee kampt.