Blad 39
Verslag van de raadsvergadering van 16 oktober 2000
veel en snel. Het is absoluut moeilijk om iets los te la
ten, waarin je zoveel voldoening en plezier hebt. Gelukkig,
ik blijf wel werken, dit is een relativering op uw verhaal,
ik stop er niet helemaal mee.
Ik kijk met heel veel genoegen terug op de afgelopen vier
jaar, ik heb veel geleerd.
Toen ik net in de raad zat, deed ik mee aan een cursus van
het bureau DOOR over de invulling van de regierol van de
gemeenteraad. We moesten ons niet langer bezig houden met
de hoe-vraag, maar met de wat-vraag, zo werd ons dringend
voorgehouden. Ook oefenden we in het te woord staan van de
pers. Gemeenteraadsleden moeten immers in staat zijn om in
een gesprekje van twee minuten in begrijpelijke taal aan te
geven wat ze willen, waarom ze dat willen en op welke ter
mijn ze resultaat van het nieuwe beleid verwachten. Die
cursus maakte mij helemaal enthousiast. Vergaderingen zou
den minimaal de helft korter kunnen als we het geleerde in
de praktijk zouden brengen. De politieke discussie zou
terrein winnen van het soms eindeloos debatteren over pro
cedurezaken en details. Dat sprak mij aan. Dit gold volgens
mij voor alle deelnemers aan die cursus. Maar helaas de
macht van de vanzelfsprekendheid blijkt sterker dan het
door ons zo gewenste ideaal. Het blijft erg moeilijk om de
wat-vraag centraal te stellen, vooral op hoofdlijnen te
discussiëren. Want, inderdaad, de burgers spreken ons aan
op de kleur van de stenen op de Nieuwestad. Die zogenaamde
hoofdlijnen zijn soms wel heel erg abstract. Bovendien is
het soms lastig om alle consequenties te overzien als je
een discussie voert die zich tot beleidsuitgangspunten
beperkt. Neem de discussie over het vernieuwd lokaal soci
aal beleid, zoals we die vanavond hebben gevoerd. Welke
consequenties heeft het als we kiezen voor een ontvlechting
van basisvoorzieningen en achterstandsbestrijdingDurven
we die consequenties te nemen, of in het geval de uitwer
king anders wordt dan we nu voorzien, durven we dan terug
te komen op eerdere besluitvorming?
Ik heb het idee dat de raad zich op een kruispunt bevindt.
De oude werkwijze voldoet niet meer, daarover zijn wij het,
volgens mij, grotendeels eens. Maar welke kant willen we
dan op? Durven we het aan om invulling te geven aan de
regierol en niet meer reactief te zijn maar pro-actief?
Durven wij het aan om bij nieuwe beleidsonderwerpen al in
het beginstadium aan te geven welke richting we op moeten
gaan? Zijn we ook bereid om daarover, al in het beginstadi
um, het gesprek aan te gaan met burgers en instellingen?
Deze vragen hebben mij de afgelopen jaren erg bezig gehou
den. Samen met Peter de Jong, Tom van Mourik en Henk Drewel
heb ik een werkgroepje gevormd om onze ideeën over een
vernieuwde werkwijze van de raad uit te werken. Overigens
moest de Commissie Elzinga er aan te pas komen om de posi
tie en de werkwijze van de raad ook in Leeuwarden stevig op
de politieke agenda te zetten. Dus discussieerden we on-