Blad 68
Verslag van de raadsvergadering van 28 en 30 mei 2001
Ik denk alleen al - ook een punt waar we het vaker over ge
had hebben - als je kijkt naar het ouderenbeleid, ouderen
beleid is erop gericht om ouderen zo lang mogelijk zelf
standig te laten wonen. Dat kan alleen maar als er in hun
woonomgeving ook een aantal voorzieningen zijn, die voor
hen makkelijk bereikbaar zijn. Dat vraagt een wat groot
schaliger opzet dan wat ik hier en daar hoor.
Ik wil me overigens wel aansluiten bij de opmerkingen die
de heer Feddema gemaakt heeft, omdat het een en ander na
tuurlijk heel nauw samenhangt met de positie van de wijk
en buurtcentra. We hebben in het verleden al eens de dis
cussie gehad of wijken en buurten de gelegenheid moet wor
den gegeven om wijk- en buurtcentra eventueel zelf te kopen
of over te nemen en die te gaan exploiteren. Hoe verhoudt
zich dat tot het vestigen van grootschalige voorzieningen
naast eventueel eigen wijk- en buurthuizen?
Tot slot zou ik nog aandacht willen vragen voor de sociale
component in de stedelijke vernieuwing, want we merken toch
heel vaak dat die wat achterop loopt, dat er wel plannen
gemaakt worden, maar dat de sociale component daar altijd
een beetje achter aan huppelt.
Mevrouw De Haan (weth.): We praten over een kadernota, die
eigenlijk het begin is en waar nog heel veel uitwerking aan
zal komen, terwijl tegelijkertijd de wereld niet stilstaat
en ontwikkelingen natuurlijk gewoon doorgaan. Dat is altijd
een beetje een dilemma. Ik vind zelf dat het in ieder geval
niet zo moet zijn dat je de wereld stilzet, omdat je bezig
bent met een kadernota, dat er in die tijd niets mag gebeu
ren, dat je vervolgens dan weer van nul af aan begint. Zo
werkt het niet.
Aan die kadernota was al heel lang behoefte. Dat heeft
voornamelijk te maken met het feit dat we als gemeente heel
nadrukkelijk nieuw beleid hebben gezet op de wijkaanpak.
Wij willen meer naar de wijk toe en wijken meer verantwoor
delijkheden geven en ervan uitgaan dat mensen, als het om
hun eigen leefomgeving gaat, heel goed weten wat goed is en
heel goed keuzes kunnen maken. Dat is één stap.
Je ziet dat op het moment dat je mensen meer invloed geeft,
dat mensen heel integraal denken. Mensen hebben dan hele
maal niet de schotjes voor ogen van voor dit moet je daar
en voor dat moet je daar zijn. Ze hebben behoefte aan goede
voorzieningen. De roep om integraliteit is dus van het
grootste belang. Waar kwamen we dat tegen? Onder andere bij
de stedelijke vernieuwing. Wij begonnen, bij stedelijke
vernieuwing, als een integraal programma, dat vonden wij
allemaal. Je ziet hoe ingewikkeld het is om die integrali
teit ook werkelijk vorm te geven. Mee om die reden, om ook
in de stedelijke vernieuwing die integraliteit te kunnen
Blad 69
Verslag van de raadsvergadering van 28 en 30 mei 2001
waarborgen, hebben wij heel fundamenteel nagedacht over wat
het zou zijn als je de pet opzet van de sociale sector.
Waar moet je dan aan denken? De multifunctionele centra is
dan maar één aspect. Eigenlijk hebben we een aantal uit
gangspunten geformuleerd, die veel wezenlijker zijn dan de
uitwerking van het multifunctionele centrum alleen. Vandaar
kwam ook de gedachte dat als je bijvoorbeeld praat over
stedelijke vernieuwing, maar ook over het renoveren van
wijken, dat differentiëren van woningen de verhoudingen
tussen mensen, die zo belangrijk zijn in die woonomgeving,
persé zou veranderen, dat dat niet persé het geval is. Er
kunnen hele goede redenen zijn om andere type woningen te
gaan bouwen in een wijk, bijvoorbeeld vanuit een scheve
volkhuisvestingsgegeven, of vanuit het gegeven dat bepaalde
woningen de komende jaren niet meer gewenst zijn. Dat zijn
allemaal hele goede redenen om ook binnen wijken andersoor
tige huizen te gaan bouwen. Het zegt niet per definitie -
dat is een veronderstelling geweest die toch wel lang heeft
post gevat - dat daardoor de sociale relaties in een wijk
verbeteren
De weg die wij hier kiezen, als je praat over wijkaanpak,
is dat je dan heel systematisch moet kijken naar de sociale
relaties die er zijn, dat je daarin moet investeren en dat
dat ook het plezier van mensen, om te wonen in die wijk,
beïnvloedt. Dat is een uitgangspunt, dat is niet een ideo
logie, zoals mevrouw Inberg het noemt, maar het is systema
tisch nadenken over. Als je werkt vanuit de gemeente, waar
ga je dan het beleid op maken, waar ga je impulsen geven en
wat doe je niet. Want er komen duizend en één vragen op ons
af en op een gegeven moment moet je toch een toetsingskader
hebben waaraan je toetst van waar je wel en waar je niet in
meegaat. Dat is wat we geprobeerd hebben te doen. Als je
het in z'n finesses doordenkt, dan kan ik me wel voorstel
len dat u zegt, eigenlijk is het heel erg van belang dat we
daar nog steeds verder over nadenken, want het heeft hele
fundamentele consequenties, die je je niet realiseert als
je alleen op papier ziet wat er staat. In die zin denk ik
dat het van het grootste belang is - ik sluit gelijk aan
bij de heer Wijmenga - om ook daar met wijken, met bewo
ners, met panels enz. over door te praten.
Dit is een gemeentelijk kader, waarvan je eerst moet aange
ven als gemeente, in grote lijnen zijn we het ermee eens en
dan gaan we verder aan het werk.
De heer Kalsbeek zegt, pas op dat de stedelijke vernieuwing
niet afhankelijk wordt van je sociale kader. Ik denk dat
het andersom is, stedelijke vernieuwing is ons eigenlijk
voor, het is een project dat al loopt. De kadernota
wijkaanpak ligt er pas nu. Je zou kunnen zeggen, wij moeten
met die kadernota een inhaalslag maken om in de stedelijke
vernieuwing dat echte integrale denken nog ingebracht te
krijgen. Stedelijke vernieuwing gaat door, moet ook niet