Blad 62
Verslag van de raadsvergadering van 29 oktober 2001
gaan, daar ook redelijk overeenstemming over was, hebben wij in dat
laatste stadium van die vrijdagmiddag snel doorgepakt.
(De heer Roekiman/PAL/GroenLinksDie haast, waar de wethouder het
nu over heeft gehad, wij hebben een vraag gesteld, namelijk de vraag
of het college ook informatie heeft ingewonnenwant de regeling als
zodanig had altijd bekrachtigd moeten worden door de raad en daarmee
de openbaarheid in moeten gaan. Die vraag hebben wij gesteld, daar
willen wij ook klink en klaar antwoord op hebben.)
Bij het hele proces van komen tot ontslag en de minnelijk regeling,
die daar bij hoorde, hebben wij juridisch advies gehad en is er een
regeling uitgekomen, die juridisch naar ons idee ook staat nog
steeds recht over eind staat, waar ook geen problemen mee zijn. Ik
weet dat daar aan getwijfeld is en aan de houdbaarheid van de
clausule, of die juridisch zeker was. Wat mij betreft mogen juristen
daar later nog van alles naar kijken, maar zolang als het tegendeel
niet is bewezen ga ik er vanuit dat die overeenkomst, ook de
clausule, juridisch volstrekt dicht zit. Wij hebben keer op keer
aangegeven dat raadsleden niet aan die clausule gebonden zijn, in
die zin dat het een overeenkomst is tussen de gemeente en mevr. Van
Maaren en dat de raadsleden dus niet gebonden waren aan die
clausule, met andere woorden raadsleden zijn volstrekt vrij om te
kunnen zeggen wat ze willen zeggen.
(De heer RoekimanDaar gaat het mij niet helemaal om, het gaat erom
dat de regeling aan de orde is, de raad had daar een besluit over
moeten nemen. Heeft u dat geweten, heeft u daar advies om gevraagd,
want als dat als zodanig is dan hadden wij niet zolang hoeven te
wachten waarom dit openbaar te laten plaatsvindenHeeft u dat
geweten, heeft u dat nagevraagd hoe zit dat nu precies?)
Wij hebben zeer uitvoerig navraag gedaan. De raad hoeft op zichzelf
niet met de minnelijke schikking in te stemmen. Die minnelijke
schikking is afgesloten, dat hebben we gedaan omdat wij dat met
elkaar zo wilden. Wat net ministerie nu zegt is ook niet dat de raad
moet instemmen met de overeenkomst, nee, de minister zegt: voordat
ik mijn handtekening zet wil ik weten of de raad de overeenkomst
bekrachtigt. Dus u moet zich voorstellen dat de overeenkomst, zoals
die er ligt dat je daar niet op kunt amenderen als raad, die is
gesloten, daar zit je aan vast, zo zou je het kunnen noemen. Als u
die niet zou bekrachtigen als raad, dan zal de minister zeggen: dan
zal ik het ontslag niet geven. Dat is in feite de feitelijke
situatie. Daar is dus juridisch advies op geweest en advies bij het
ministerie. Dus daar hebben we naar gekeken.
De uitleg, de tijd, het gevoel van onderdrukt staan, laat ik het zo
maar noemen, door fracties hier op tafel gelegd: wij hebben het
gevoel dat we onderdruk gezet zijn. Ik kan mij daar wat bij
voorstellen, zeker als het gaat om die laatste vrijdagmiddag. Maar
laten we met elkaar ook zeggen dat we met elkaar het eens waren dat
we toe zouden werken naar het ontslag, dat we het met elkaar eens
waren dat we naar een minnelijke schikking gingen, dat we met elkaar
gesproken hadden over waar komt die financiële regeling nu ongeveer
uit en dat uiteindelijk het onderhandelingsresultaat naar mijn idee
viel binnen die afspraken die we daar met elkaar over gemaakt
hadden. Dus in mijn ogen zou dit een regeling zijn, die kon steunen
Blad 63
Verslag van de raadsvergadering van 29 oktober 2001
op een breed politiek draagvlak. Dat bleek achteraf ook wel, maar ik
kan mij voorstellen dat met name op het laatste moment fracties
gedacht hebben van dit gaat allemaal heel snel. Ik kan het niet
anders dan verklaren vanuit de hectiek van dat moment, het was
gelekt en we wilden ook heel snel weer door.
(De heer Roekiman: Daarbij werd in eerste termijn gezegd dat wij een
goed antwoord van het college willen hebben, want op basis daarvan
willen wij even kijken of wij alsnog met een bepaalde motie willen
komen. Waar heb mij om gaat, is: was een bekrachtiging van de
regeling in beslotenheid voldoende of vindt de minister het
noodzakelijk dat een dergelijke regeling bekrachtigd moet zijn in de
raad, zoals een raadsvergadering van vanavond.)
Zal ik heel duidelijk antwoord op geven. Aanvankelijk zijn wij
geïnformeerd dat er in ieder geval voor zo'n regeling een breed
politiek draagvlak moest zijn. Dat was mijn beeld, daar heb ik ook
naar gezocht en naar mijn idee gevonden, een breed politiek
draagvlak. En op basis daarvan konden wij de regeling treffen. Voor
het ontslag van de kant van de minister zegt het ministerie nu: als
er een raadsdebat komt dan wil ik ook graag dat er een bekrachtiging
komt van het gemeentebestuur, dus niet een vaststelling van de
overeenkomst maar dat de raad het bekrachtigt. De informatie die het
ministerie ons nu geeft is dat zij wil dat de raad bekrachtigt en
daarom hebben wij het besluit op de raadsvergadering voor u
neergelegd om te bekrachtigen dat de overeenkomst op uw steun kan
rekenen
(De heer Roekiman: Nogmaals een concrete vraag, was een raadsdebat
als vanavond noodzakelijk voor de minister om tot een besluit te
komen? Of had het zonder dit raadsdebat kunnen plaatsvinden? Daar
wil ik antwoord op hebben.)
Dan zal ik het proberen duidelijk te zetten. Voor het sluiten van de
overeenkomst was geen raadsdebat nodig. Voor de minister, om te
kunnen ontslaan, was een bekrachtiging van de raad wel nodig.
Een besluit is een besluit, de minister maakt niet uit of het een
hamerstuk is. Een besluit is een besluit.
Kortom er is kritiek geuit die ik namens het college voor een groot
deel goed kan begrijpen en waarvan we niet anders kunnen doen dan
leren. Leren met elkaar, leren als college, leren als individuele
mensen. Ik laat de kritiek die u op elkaar daarin ook nog uit voor
wat het is.
Dan even terug komen op het artikel 6. Ik ben net ingegaan op de
vraag: hoe verhoudt het zich nu tot de rol van raadsleden. Ik wil
bij artikel 6 even ingaan op de fracties die zeggen: eigenlijk
zouden wij het liefst hebben dat artikel 6 geschrapt wordt. Ik wil
daar namens het college twee dingen op zeggen. Wij hebben als
college heel nadrukkelijk in onze persverklaring aangegeven dat wij
helder willen zijn, dat als het aan ons lag die clausule eruit zou
mogen. Wij hebben dat geformuleerd in de zin van wij wensen in ieder
geval geen gebruik te maken daarvan.
Mevr. Van Maaren wil, en vanmiddag heeft haar advocaat dat nog laten
weten, niet dat er afgezien wordt van de boeteclausule. In feite