Blad 30
Verslag van de raadsvergadering van 11 maart 2002
een raadslid, natuurlijk buitengewoon lastig te beoordelen, omdat
je niet voortdurend bij die gesprekken zit. Er komt wel eens
informatie langs, waar je je vraagtekens bij mag zetten. Maar echt
hard beoordelen kan je dit niet. En vervolgens komt dan het
verhaal van het Bouwfonds naar ons toe, die een flinke hoeveelheid
extra woningcontingent claimt in ruil voor de grond, die zij in
handen heeft.
Dat levert twee vragen op. Aan de ene kant, is dit nou de wijze
waarop partijen met elkaar omgaan en is dit het vertrouwen dat je
nodig hebt om met elkaar zo gezamenlijk een grondexploitatiemaat
schappij op te kunnen zetten? En de tweede vraag is toch, hoe kan
het dat wethouder Brok op 21 november in deze gemeenteraad zegt,
en dan citeer ik: 'nogmaals, de gemeente heeft dus op één stuk na,
alle grond die wij nodig hebben om op korte, maar ook op langere
termijn, al onze plannen te realiseren in handen'Hij heeft dat
tot vier keer toe in die raadsvergadering herhaald. Hoe kunnen we
dat nu rijmen met het feit dat het Bouwfonds toch nog grond blijkt
te hebben, die wij nodig hebben.
De heer Zwart: De heer Brok blijkt in herhaling te vervallen, dat
zal ik niet doen, dus ik zal mijn verhaal ook een klein beetje
aanpassen aan hetgeen wat we al gehoord hebben. Hij zal zichzelf
straks wel in zijn respons verdedigen.
Conform de afspraken in deze raad op 21 november hebben wij
ingestemd met een delegatie aan het college, met een mandaad aan
het college, om deze intentie-overeenkomst aan te gaan. Wij hebben
nu uit de stukken, en ook al eerder, mogen vernemen dat ING
Vastgoed op het allerlaatste moment heeft besloten om niet te
participeren in deze intentie—overeenkomstDie overeenkomst zelf
is niet gewijzigd is ons medegedeeld en dat blijkt ook uit de
laatste versie, die wij hebben kunnen uitdraaien. Het wegvallen
van deze partner wordt denk ik betreurd, omdat hiermee de gewenst
deskundigheid op het gebied van commercieel vastgoed een deuk
krijgt. Het commercieel vastgoed vormt een belangrijk onderdeel
van de planvorming in Leeuwarden-Zuid. Gezien het feit dat het
commercieel vastgoed niet in de eerste fase van de planvorming is
gepland, en ook gegeven het argument dat de overige partners
voldoende vertrouwen in de samenwerking hebben, zijn de partners
overgegaan tot de ondertekening van deze intentie-overeenkomst.
Wij hebben begrip voor het feit dat partijen, inclusief de
gemeente Leeuwarden, dit moment van overeenstemming hebben willen
benutten. Je moet op een gegeven moment ook inschatten dat uitstel
weer een zeker afbreukrisico met zich mee zou kunnen brengen. Wij
hebben er goede nota van genomen dat de overgebleven partners de
intentie hebben om in de toekomst alsnog te voorzien in de
oorspronkelijk door ING ingebrachte deskundigheid op het terrein
van commercieel vastgoed. Wij vinden het ook essentieel voor de
kwaliteit en de evenwichtigheid van de planvorming. Wij hebben
daarover ook een vraag.
Wij vragen ons af of er sprake zal zijn van een actieve benadering
van een mogelijke nieuwe partner, die een vergelijkbare deskundig
heid kan inbrengen, dan wel dat er sprake is van een passieve
Blad 31
Verslag van de raadsvergadering van 11 maart 2002
benadering op dit punt. Wij geven de voorkeur aan een actieve
benadering en wij hopen ook op een antwoord van de wethouder in
die richting.
Het mogelijkerwijs alsnog inhuren van ING in de toekomst, om te
voorzien in de eerder aangegeven deskundigheid, lijkt ons minder
voor de hand liggend. Het stuk wat ons toen is doen toegekomen
spreekt daar wel over, maar wij vinden dit minder voor de hand
liggend. Immers, ING heeft na zorgvuldige overwegingen aangegeven
niet voldoende vertrouwen te hebben in een duurzame samenwerking,
gelet op de lange looptijd van het project Leeuwarden-Zuid. Dat is
duidelijk naar ons inzicht en dan is er ook geen basis meer om tot
een mogelijke inhuurconstructie te komen. Onze voorkeur gaat er
dan ook nadrukkelijk naar uit dat de partners gezamenlijk op zoek
gaan naar een nieuwe deskundige partner op het gebied commercieel
vastgoed, waarmee het risicoprofiel voor de private partijen ook
weer hersteld kan worden.
De PvdA-fractie is tevreden met de bepaling, die in de overeen
komst is opgenomen, over de positie van de woningbouwcorporaties.
Dit in het licht van de eerdere inbreng in deze raad met
betrekking tot de verwezenlijking van de sociale woningbouw in dit
gebied en de rol van de corporaties in de stedelijke vernieuwing.
Er ligt nu een goede mogelijkheid om te komen tot de oplossing van
de gevoerde grondpolitiek, waar ook al eerder door vorige sprekers
naar verwezen is. Naar wij aannemen leidt één en ander ook weer
tot een normalisering van de verhoudingen en het besef van de
verantwoordelijkheden, ook bij de corporaties.
Resteert nog een inhoudelijk vraag met betrekking tot de inbreng
van de gronden door de huidige grondeigenaren in dit gebied. Er is
een aantal andere sprekers reeds op ingegaan. Naar aanleiding van
de recente onderhandelingen met Bouwfonds Van der Werff wordt er
een bouwclaim neergelegd als voorwaarde voor de inbreng van de
gronden. Die claim wordt gelijkelijk verdeeld over het beschikbare
ontwikkelingsvolurne van de GEM. Dat is conform de afspraken en dat
is ook conform de afspraken die in de intentie-overeenkomst zijn
opgesteld, dat heeft iedereen kunnen nalezen. Een dergelijke claim
wordt versleuteld over het volume van de vier participanten.
Gegeven echter de forse bouwclaim, het gaat om circa 1.000 woning
van Bouwfonds Van der Werf, in dit vroeg stadium al, en het effect
daarvan op de vrijheid van de inzet van het aan de gemeente
toegewezen bouwvolume, is het relevant om te weten of er zich in
de toekomst nog meer van dergelijke forse claims gaan voordoen.
Want dat betekent natuurlijk wel dat we fors inleveren op de
vrijheid van omgaan met ons eigen volume. Daar willen wij graag
een antwoord op, is dat voorzienbaar
Overigens wil ik de wethouder en ook het projectbureau nog
dankzeggen voor de aanvullende informatie, die wij heel kort na de
commissiebehandeling nog allemaal hebben mogen ontvangen.
De heer Kalsbeek: Gezien de tijd sluit ik mij wat de vragen
betreft over het Bouwfonds aan bij de vragen, die eerder gesteld
zijn tijdens dit beraad.