Blad 46 Verslag van de raadsvergadering van 8 april 2002 ten afgeven dat ze dit alles veel te veel van het goede vond De heer Stoelinga: Ik heb begrepen uit een heel kortstondig overleg dat de ondersteuning inderdaad aan het werkveld wordt gegeven, het werkveld het werk zal moeten verzetten, en dat dus de financiële inspanning die wij leveren per jaar beoordeeld zou kunnen worden. Wat dat betreft zou ik heel graag alvast de intentie willen uitspreken de motie van de PvdA-fractie te steunen. De heer Krol (weth.): Ik moet even recapituleren hoe die motie er nu uitziet. Dit gaat om evaluatie, dat is op zich geen probleem, per jaar. Het gaat over dan aansturing, bij sturing en dat soort zaken. Wanneer er snelheid gemaakt kan worden is het ook geen probleem, wanneer er te traag wordt gewerkt moet er denk ik worden inbegrepen. Met betrekking tot dat verhaal is er wat mij betreft geen enkel probleem. Waar ik wat problemen mee had, in de eerste termijn, dat was dat als je een doel vaststelt, dat in drie jaar in alle redelijkheid moet kunnen worden behaald, dat je niet zomaar na een jaar zou kunnen zeggen van gut, gut, we zijn er nog niet helemaal, we stoppen ermee. Het ging er mij om dat heel scherp aan te geven. Op het moment dat wij elkaar daar in kunnen vinden, is er wat mij betreft niks aan de hand, want wanneer het sneller kan dan moet het sneller, wanneer het langzamer gaat, dan moet het worden aangejaagd om de termijn van drie jaar te halen. Maar je moet wel, denk ik, goeie gronden hebben om vervolgens te zeggen: 'ik stop, of ik stel geen budget meer ter beschikking'want anders haal je natuurlijk die doelstelling sowieso niet. Daar zit ik wat mee en dan gaat het er een beetje om hoe die motie pre cies wordt ingericht en opgeschreven. De Voorzitter: Dan zou ik het volgende willen voorstellen. Als de heer Van Olffen toch de motie in stemming wil bren gen, dat hij de motie nu laat vermenigvuldigen, want ik neem aan dat de tekst niet veel anders is dan dat we net gehoord hebben. Wilt u hem laten vermenigvuldigen, dan wil ik voorstellen dat wij straks stemmen over dit voorstel, alsmede over de motie en dat we nu eerst over gaan tot het behandelen van het volgende agendapunt, omdat we anders de vergadering zouden moeten schorsen in afwachting van de vermenigvuldi ging van de motie. Punt 18 (bijlage nr. 73) Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Blad 47 Verslag van de raadsvergadering van 8 april 2002 Punt 19. De Voorzitter: Aan de orde is de aangevraagde interpellatie van de heer A. Stoker inzake het collegestandpunt met be trekking tot de taakuitoefening van de buitengewoon ambte naar van de burgerlijke stand. De heer Stoker heeft deze interpellatie aangevraagd op grond van artikel 155 van de Gemeentewet. Ik zou willen voorstellen dat wij deze interpellatie ook toestaan. Dat moet altijd door de raad goedgekeurd worden. Gaat u daarmee akkoord? Ja. Dan wil ik nu het woord geven aan de heer Stoker. De heer Stoker: Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leeuwarden heeft in meerderheid besloten mevrouw Eringa-Boomgaard onontvankelijk te verklaren in haar bezwaarschrift tegen het niet verlengen van haar aan stelling tot buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand, vanwege haar gewetensbezwaar tegen het sluiten van zogenaamde homohuwelijken. Twee instanties hebben mevrouw Eringa in het gelijk ge steld, echter het college van Burgemeester en Wethouders is overtuigd van haar eigen gelijk dat erbij mevrouw Eringa geen sprake is van een functie als ambtenaar. Kennelijk mag er wel indirect gediscrimineerd worden als er geen sprake is van ambtenaar zijn. De Christenunie in Leeuwarden is verbaasd en teleurgesteld in deze opstelling van het college van B W. Heeft de ge meente Leeuwarden dan zodanige juridische adviseurs of is het college van Burgemeester en Wethouders zelf zo onont vankelijk voor de argumenten dat het zich niet wil laten overtuigen? Mevrouw Eringa was buitengewoon ambtenaar, aan deze functie was een bezoldiging verbonden. In die hoedanigheid werd zij naar het oordeel van de commissie Gelijke Behandeling indi rect gediscrimineerd. Het verweer van het college is: mevrouw Eringa is helemaal geen ambtenaar. Hoezo discriminatie? Wie kan dit volgen? De meerderheid van het college laat opnieuw zien dat ze overtuigd is van haar eigen gelijk en geen oog heeft voor mensen die in gewetensnood komen op grond van hun godsdien stige overtuiging door dit gemeentebestuur. Dat is bestuur lijke armoede ten top. Ik hoop dat de gemeenteraad nu ver standiger is. Het was toch de Leeuwarder raad die in 1995 raadsbreed en door alle raadsleden ondertekend, het anti discriminatie manifest vaststelde? En dan nu door de com missie Gelijke Behandeling op de vingers getikt worden, dat Leeuwarden indirect discrimineert, dat voelt niet lekker. Het had dit college gesierd als het zich had willen laten overtuigen door de beide commissies, die zich over de zaak

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 2002 | | pagina 24