Blad 52 Verslag van de raadsvergadering van 8 april 2002 Voorzitter, daar wilde ik het bij laten. (De heer Van MourikIk heb een vraag, mevrouw de voorzit ter. De wethouder heeft zijn minderheidstandpunt geformu leerd en hij zegt: 'de minderheid van het college had lie ver gezien dat mevrouw Eringa was herbenoemd'Is dat omdat de minderheid van het college inhoudelijk meegaat met de formuleringen van de commissie Bezwaar- en Beroepsschriften dat het overgangsrecht niet goed is gehanteerd, of neemt de minderheid van het college afstand van het beleid, zoals het college dat eerder heeft geformuleerd en dat is overge nomen door de meerderheid van deze raad?) Ik heb gemotiveerd en ik ben begonnen met: gegeven de uit spraak van de raad van afgelopen juni jl., dus in achtne- mend die meerderheidsuitspraak van de raad, gegeven de uit spraken van voornoemde commissies, heb ik voor mijzelf de conclusie getrokken dat het besluit zou hebben moeten lui den dat het contract zou worden verlengd tot 1 januari 2005 (De heer Van Mourik: Maar u onderschrijft het beleid dus vol ledigook al had vorig jaar de CDA-fractie een ander standpunt op dat terrein.) Ik wil er nog wel iets explicieter over zijn, als u daar nu zo nadrukkelijk om vraagt, niet dat het mijn bedoeling was. Dit was vorig jaar juni zo, toen was ik fractievoorzitter van CDA-fractie en heb toen luid en duidelijk de mening verkondigd, die ik heb verkondigd en daar sta ik persoon lijk nog vierkant achter. Tweede opmerking is, toen ik toetrad tot het college, rea liserend de besluiten die er lagen op velerlei terrein, vind ik dat je de keus hebt tussen twee dingen, of toetre den en de besluiten van de raad uitvoeren, zoals ze er lig gen of niet toetreden. En u weet waartoe ik heb besloten. De heer Stoker: Het college stelt dat volgens de wetgeving het geheel in Leeuwarden expliciet geregeld wordt, maar bij die expliciete regeling gelden toezeggingen van bewindslie den toch ook. De Tweede Kamer is akkoord gegaan met in achtneming van die toezeggingen, naar mijn weten. Daarom vind ik het zeer merkwaardig dat het college deze zaak als een soort testcase wil doordrammen. Ik dacht dat wij juri dische procedures genoeg hadden, kosten genoeg hadden, en ik vind het dus niet fraai om het daar op aan te laten ko men. Ik heb inderdaad in het verleden, toen de oorsprong van deze zaak zich aandiende, gezegd dat het wel eens een zaak van het Europese Hof zou kunnen worden, maar heb toen gelijk de hoop uitgesproken dat het nooit zover zou komen. Die hoop heb ik nog steeds. Daarom vraag ik nu wederom, ge zien deze nieuwe feiten, uitspraak van de commissie Gelijke Behandeling en de commissie Beroeps- en Bezwaarschriften personeelsaangelegenheden, de raad om een nieuwe uitspraak omdat het college ook duidelijk aangeeft in meerderheid die Blad 53 Verslag van de raadsvergadering van 8 april 2002 de raadsuitspraak belangrijk te vinden bij haar besluitvor ming De heer Krol (weth.)Ik denk dat ik vrij weinig hoef op te merken naar aanleiding van de tweede termijn van de heer Stoker. Als het gaat om uitspraken van bewindslieden bij behandeling van wetten, dan hebben we daar ook vorig jaar nadrukkelijk over gesproken. Wat dat betreft zijn er geen nieuwe inzichten om te komen tot een andere standpunt. De heer Cohen heeft toen een uitspraak gedaan. De vraag was toen ook even, gaat het over de overgangstermijn, ja of nee. Vervolgens doet staatssecretaris Kalsbeek daarover uitspraken. Ik moet zeggen dat het college in meerderheid in ieder geval vindt dat daaromtrent juridisch en principi eel natuurlijk nog geen helderheid is verschaft. Het colle ge gaat er vanuit dat elke ambtenaar elk huwelijk zou moe ten kunnen sluiten, gesteund door de wet, zoals die op dit moment luidt. Er zijn een aantal mondelinge opmerkingen ge maakt door staatssecretarissen. Gelet op wat we daar vorig jaar aan argumentatie tegenover hebben gezet, geldt dat nog steeds voor dit moment. Wat dat betreft is het, zou je kun nen zeggen, een herhaling van zetten. Datzelfde geldt ook min of meer voor de motie die is ingediend, ook die komt mij niet helemaal onbekend voor, gelet op de discussie van vorig jaar juni. Ik denk dat de raad maar een uitspraak moet doen vanavond. De heer Jacobse: De vorige keer hebben wij de motie, zoals die nu in aangepaste vorm voorligt, niet gesteund. Ik denk toch dat het een verklaring waard is, waarom we dat nu wel doen Bij wet van 2 maart 1994, voor de hanhaving van de algemene regels ter bescherming tegen discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politiek gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero of homoseksuele geaardheid of burgerlijke staat, is die commissie Gelijke Behandeling ter handhaving op het verbod ingesteld. Daarmee is expli ciet bedoeld onafhankelijk vast te stellen of er sprake is van discriminatie, ja of nee. Deze raad, deze gemeente heeft het tegengaan van iedere vorm van discriminatie hoog in het vaandel staan en terecht. Er is zelfs, dacht ik, een prijs voor ingesteld. Het enkelvoudig feit dat de commissie, belast met de hand having van het verbod op discriminatie, van oordeel is dat Leeuwarden zelf discrimineert, komt dan ook bij mijn frac tie hard aan. Ook voor ons, als vertegenwoordigers van de Nieuwe Leeuwarder Partij, want ook wij waren van mening dat, weliswaar via een uitsterfconstructie, op den duur al le bijzondere ambtenaren van de Burgerlijke Stand alle hu welijksvoltrekkingen moesten willen voltrekken. Wij, en naar ik aanneem niemand van ons, heeft daarbij de intentie gehad zelf te discrimineren. Ik kan alleen ter verontschul-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 2002 | | pagina 27