Blad 4
Verslag van de raadsvergadering van 7 juni 2 0 04
moeten echter wel gelijktijdig met de jaarrekening aangebo
den worden.
Het is begrijpelijk dat er geen onderscheid meer gemaakt
wordt tussen jaarverslag en jaarrekening. Dit geeft het ge
voel dat we het over twee geheel verschillende dingen heb
ben en zo was de praktijk ook. En zo is het eigenlijk nu
ook nog. Maar daar moeten we van af. Inhoud, prestaties en
middelen horen onverbrekelijk bij elkaar.
Hoewel ook aan dit jaarverslag hard gewerkt is, voldoet het
bij lange na nog niet aan de eisen die de raad moet stel
len, nu wij in het duale systeem veroordeeld zijn
tot het sturen op hoofdlijnen en het toetsen op resultaat.
Wat we uiteindelijk willen zien is een toetsing of de doel
stelling van het programma (eventueel met subdoelstellin
gen) gehaald is, dus of er al iets gezegd kan worden over
de maatschappelijke effecten. Dat moet hard worden gemaakt
in een vergelijking van de resultaten, zoals die in de be
groting zijn opgenomen, met de gerealiseerde resultaten, en
dan komt de vraag: wat zijn de afwijkingen en wat gaan we
doen aan de afwijkingen?
Zover zijn we echter nog lang niet. We zijn bezig in de
commissies met de verbetering van de programma's. Wij heb
ben in recente vergaderingen, ook in de Commissie van de
Rekening, waar dit verbetertraject wordt begeleid, maar
niet inhoudelijk, onze zorg uitgesproken over de voortgang
van dit traject en de effectiviteit. Mijn fractie zal daar
in die commissies op terug komen en wil in dat traject ook
de verbetering van het jaarverslag meenemen.
Inhoudelijk hebben wij een aantal punten uit of naar aan
leiding van het verslag, waar wij verder aandacht aan wil
len besteden, ook in verband met de begroting.
Het eerste punt betreft het inhuren van externe adviseurs.
Dit is een punt dat onder meer bij de collegebesprekingen
een aandachtspunt voor bezuinigingen was, dat vaak terug
komt in bezuinigingsoverwegingen, maar nooit makkelijk in
het jaarverslag is terug te vinden. Het college heeft nu
een overeenkomst met één leverancier die nogal wat kleinere
opdrachten op dit terrein uitvoerde. Het bedrag, dat hier
mee gemoeid was, lag in 2003 ruim een ton aan euro's hoger
dan in 2002. Wij zouden van het college graag een wat bre
der overzicht ontvangen van wat er omgaat op dit terrein
en tevens een plan van aanpak om deze bedragen terug te
brengen, zoals eerder is afgesproken.
Het tweede punt betreft het toeslagenbeleidDat zijn toe
slagen die op de normale personeelskosten komen. In de be
groting wordt rekening gehouden met 632.000 aan toe
slagen. In de rekening komt dat bedrag uit op
Blad 5
Verslag van de raadsvergadering van 7 juni 2 0 04
841.000. Volgens antwoorden die ik gekregen heb, gaat
bijna 20% van dat bedrag naar de 10% van het personeel, dat
het hoogst is ingeschaald. Graag ontvangen wij van het col
lege een nadere uitleg over het beleid hierin.
Dan over de resultaatbestemming. Onze vragen inzake de vor
ming van een speciale reserve voor flankerend beleid zijn
zodanig beantwoord dat in elk geval duidelijk is geworden
dat het college al bij de begroting 2 0 03 de bedoeling had
om het zo te doen. Of wij dat als raad ook zo hebben begre
pen is voor mij een vraag. Maar wij laten het erbij, omdat
ook is aangekondigd dat dit hele traject naar ons toe goed
verantwoord zal worden. En de vragen die ik erover gesteld
heb worden ook keurig beantwoord wat dat betreft. Maar op
de besteding van die gelden willen wij nog nader terugko
men.
Over de reserves wil ik alleen maar zeggen dat wij nog geen
tijd gevonden hebben om na te gaan of al die reserves en
voorzieningen werkelijk nodig zijn en of ze ook allemaal
worden verantwoord in de dienstbegrotingen. Mocht dan niet
zo zijn, dan komen we daar ook nog op terug.
Dit is in eerste instantie. In tweede termijn zal de heer
Zwart nog een motie over het programma publieke dienstver
lening voorleggen.
De heer Drewel (CDA)Voorzitter, het meeste is al gezegd
in de Commissie Bestuur en Middelen en de Commissie van de
Rekening. Van de CDA-fractie nog een paar opmerkingen.
1. Positief is dat de jaarrekening eerder tot stand is geko
men dan voorheen. Dat is ook steeds de bedoeling geweest
en dat is een compliment aan de dienst waard. Bij de
jaarrekening en jaarverslag komen verleden, heden en toe
komst samen. We kunnen nu het gevoerde beleid en het re
sultaat betrekken bij de Kadernota. Het college legt via
de jaarrekening en het jaarverslag verantwoording af. Te
vens is de jaarrekening input voor de Kaderbrief.
2. Positief is ook dat de jaarrekening in een nieuw jasje is
gestoken conform het Besluit Begroting en Verantwoording,
de nieuwe voorschriften.
3. Positief is dat we kunnen constateren dat er in de stad
nog altijd veel gebeurt. Ik hoef alleen maar te verwijzen
naar de investeringen die vorig jaar zijn gepleegd en de
vele projecten die in de pipe-line zitten (Majeure pro
jecten) Het is dus bepaald niet allemaal kommer en kwel.
Er is nog veel dynamiek.
4. Positief zijn ook de gebruikelijk taken die worden uitge
voerd en die niet altijd ter sprake komen. Ik bedoel ge
woon die basale zaken zoals bijvoorbeeld het ophalen van
huisvuil, het plegen van onderhoud, de dienstverlening