I
Aanhangsel no. 1 van 1964*
Inhoud brief van de heer Santema. Antwoorden Burgemeester en Wethouders.
In het jaarverslag 1963 van de
directie van de Volkshuisvesting
en Bouwnijverheid in de provincie
Friesland staat o.m. het volgende
vermeld ten aanzien van de woning
productie in deze Gemeente:
"Een van de grootste tegenslagen
voor de Friese woningproductie ge
durende het verslagjaar was de
vertraging, welke ontstond in de
hoofdstad Leeuwarden, Een jaar
lang is er door een bouwteam, in
samenwerking met Ratiobouw, ge
werkt aan de voorbereiding van
een 1200 woningenplan, nadien
zelfs uitgegroeid tot een 2000
woningenplan.. Nadat in november
1963 nog steeds geen aanvaardbaar
resultaat was bereikt, werd door
het College van Gedeputeerde Sta
ten besloten, over te gaan tot
intrekking van het toegewezen
woningwetcontingentDoor de toe
zegging, v/elke Zijne Excellentie
Minister Bogaers met betrekking
tot niet in 1963 gerealiseerde
contingenten aan de Tweede Kamer
deed, behoefde deze maatregel
niet te worden uitgevoerd. Wat er
ook in 1964 verder moge gebeuren
en hoe snel een eventueel nog wel
aanvaard plan ook gebouwd moge
worden, vast staat dat de verlo
ren tijd in Leeuwarden onmogelijk
meer ingehaald kan worden.
Te betreuren valt daarbij dat het
gemeentebestuur van Leeuwarden
gemeend heeft niet te moeten
reageren op in juli 1963 gedane
voorstellen dezerzijds, welke
neerkwamen op verschuiving van het
plan naar een volgend jaar en een
herhaling in 1963 van eerder ge
bouwde en realiseerbaar te achten
plannen. De indruk was dat het
gemeentebestuur al te zeer en als
gehypnotiseerd aan de leiband
bleef lopen van haar stedebouw-
kundige, tevens bouwkundige,
adviseurs uit Rotterdam."
Naar aanleiding van het boven
staande zullen wij gaarne over
de volgende punten worden inge
licht
1e. Is het inderdaad waar, dat de
gemeente Leeuwarden een
achterstand heeft in de
De beantwoording van de ons namens de
fractie van de C.H.U. gestelde vragen
ten aanzien van de woningbouw in onze
Gemeente heeft langer op zich laten
-wachten dan in onze bedoeling lag.
Voor een juiste reactie op deze vragen
achtten wij het noodzakelijk de beschik
king te hebben over het aangehaalde
verslag over het jaar 1963 van de direc
tie van de Volkshuisvesting en de Bouw
nijverheid in de provincie Friesland.
De Hoofdingenieur-Directeur van de Volks
huisvesting en de Bouwnijverheid in
deze provincie schreef ons echter, niet
aan ons verzoek om toezending van het
jaarverslag te kunnen voldoen, omdat dit
als een vertrouwelijk stuk moet worden
aangemerkt. Wij hebben ons daarna met
hetzelfde verzoek gewend tot de Direc
teur-Generaal van de Volkshuisvesting
en de Bouwnijverheid, doch ook deze kon
niet aan ons verzoek voldoen. De Direc
teur-Generaal schrijft ons onder meer
het volgende:
"Naar de Hoofdingenieur-Directeur heeft
vernomen zijn de in Uw brief bedoelde
vragen afkomstig van een raadslid, dat
als inspecteur bij het bureau Arbeids
voorziening van het verslag kennis had
genomen en in de veronderstelling ver
keerde dat dit aan de gemeentebesturen
in Friesland was toegezonden. Ik ben
van oordeel dat dit laatste geen afdoen
de verontschuldiging is. In de eerste
plaats niet omdat de vragensteller is
uitgegaan van een veronderstelling zon
der deze te verifiëren. En in de tweede
plaats niet, omdat, hoe dat zij, hij
geen vrijheid had als raadslid publieke
lijk een gedeelte te citeren uit een
niet openbaar gemaakt stuk, waarvan hij
slechts uit hoofde van een andere,, ambte
lijke functie kennis droeg, en daarover
vragen te stellen. Deze achtergrond
heeft mij mede doen besluiten in deze
aan het vertrouwelijk karakter van het
verslag vast te houden en geen uitzon
dering te maken."
Hoewel wij dus niet beschikken over
het genoemde jaarverslag en derhalve
niet kunnen nagaan in welk verband de
opmerkingen van de directie van de
Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid
zijn geschreven, kunnen wij toch het
volgende op de gestelde vragen ant
woorden.