- 2 -
4- Is het College niet van mening
dat een stortplaats voor vuil
nis aan een rondweg niet be
vorderlijk is voor het aantrek
ken van het toerisme?
5- Walks maatregelen denkt het
College bij handhaving van deze
plaats te nemen, t.a.v. het
voorkomen van brandstichting
e d
Wanneer het College mocht be
sluiten deze stortplaats van
vuilnis te verplaatsen, waar
zal dan de eventuele nieuwe
plaats zijn?
pers gepubliceerd. V/ij betreuren het,
dat in en bij de eerstgegraven kuil aan
de Dammelaan ook ander vuil is gestort.
V/ij hebben maatregelen genomen om zulks
in de toekomst te voorkomen. Gevaar voor
de volksgezondheid achten wij echter
niet aanwezig.
Wij beamen, dat althans bij de eerstge
graven kuil, de toestand allesbehalve
aantrekkelijk is. Wij moeten hier echter
aan toe voegen, dat deze kuil al zeer
spoedig vol was. In verband daarmede zal
de toestand aldaar op zeer korte termijn
weer verbeteren.
V/ij hebben inmiddels besloten een twee
de kuil te graven, eveneens aan de
Dammelaan, en deze te omheinen. Voorts
zullen rijplaten tot aan de kuil worden
gelegd, terwijl wij ten slotte een be
waker zullen aanstellen, die er on toe
zal zien, dat alleen puin, boomstronken
e.d. worden gestort, dat deze storting
in de kuil plaats vindt en dat brand
stichting ter plaatse wordt voorkomen.
V/ij zien geen kans elders een stort
plaats aan te wijzen, die het gewenste
effect zal hebben.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
Harmsma
Burgemeester
de Jong Secretaris.
kt
ho6
Schriftelijke vragen van de raadsleden J.T. Vellenga en p. Faber over de
afdamming van het Vliet.
Inhoud van de brief d.d. 20 oktober 1966 van de heren J.T. Vellenga en
F. Faber:
Ondergetekenden, in hun kwalitei
Uw College de volgende schriftelijke
Vraag
1
Heeft, en zo ja wanneer, openba
re bekendmaking van het voorne
men tot afdamming van het Vliet,
voortvloeiend uit het besluit
van de Raad d.d. 28 juli 1 965,
plaat sgevonden
Indien vraag 1 niet kan worden
bevestigd, welke stappen hebben
B. en W. dan ondernomen om de
bedrijven aan het Vliet over het
besluit tot afdamming in te lich
ten?
Zijn n.a.v. het besluit tot het
afdammen van het Vliet van de
belanghebbende bedrijven be
zwaarschriften bij Uw College in
gekomen?
Indiër, inderdaad bezwaarschrif
ten zijn ontvangen, in welke zin
zijn deze dan door Uw College
beantwoord en kunt U naar aan
leiding daarvan meedelen, met
welke bedrijven toe overeenstem
ming is gekomen en met welke be
drijven niet?
van lid van de Raad, zijn zo vrij
vragen te stellen:
Antwoord Burgemeester en Wethouders:
Voor de afdamming van het Vliet, zowel
ter voltooiing van de gemeentelijke ring
weg, als ten behoeve van de verbetering
van het koelwatercircuit van het provin
ciaal elektriciteitsbedrijf, is op 9
juli 1965 en 27 september 1965 can Ge
deputeerde Staten van Friesland onthef
fing gevraagd van de verbodsbepaling,
gesteld in artikel 10, lid 1sub a, van
het provinciaal reglement van politie. Al
vorens deze ontheffingen te verlenen acht
ten Gedeputeerde Staten liet gewenst, dat
ons College door middel van een publika-
tie in één of meer te Leeuwarden ver
schijnende dagbladen, van het voornemen
tot bedoelde afdamming c.q. demping- kennis
gaf en belanghebbenden in de gelegenheid
stelde daartegen bezwaar te maken. Ten
aanzien van de afdamming van het Vliet
ter hoogte van de Poppebrug, zulks in het
kader van de voltooiing van de ringweg en
in verband met het verbeteren van genoemd
koelwatercircuit, alsmede ten aanzien van
de demping van het Vliet tussen de Booms-
brug en de poppebrug, vond de gewenste
publikativ plaats op Ij december 1965 in
de Leeuvard;r Courant, het Friesch Dagblad
en het Vrije Volk. Daarbij werden belang
hebbenden er op gewezen, dot zij vóór
5 januari 1966 entuele bezwaren schrifte
lijk aan ons Coll>ge kenbaar konden maken.
Hoewel vraag 1 bevestigend is beantwoord,
willen wij opmerken dat de belanghebbende
bedrijven in de loop van de laatste jaren
zowel mondeling als schriftelijk er van in
-kennis zijn gesteld, dat het Vliet als
vaarwater verloren zou gaan.
Er zijn inderdaad bezwaarschriften tegen
het afdammen c.q. dempen van het Vliet bij
ons College ingediend.
V/ij hebben de onder 3 bedoelde bezwaar
schriften doorgezonden aan Gedeputeerde
Staten. Daarbij hebben wij dit College er
op gewezen, dat met de belanghebbende be
drijven onderhandelingen worden gevoerd
inzake dc toekenning van schadeloosstel
lingen als gevolg van de uitvoering van de
gemeentelijke en de provinciale plannen.
:*-• --
«Ti-ieT..,. - -x