phangsel no. 2. Antwoord op vragen van het Raadslid, de heer H. ten Hoeve. - Is het College van B. en W. het er net mij over eens, dat het gebied begrensd door het Hoeksterend, het Eoeksterpad en de Stadsgracht (het vroegere Hoeksterbastion) na de afbraak van de zogenaamde Zou.tloods nu aan alle kanten een bijzonder ruïneuze aanblik biedt? - Is het College van B. en W. ook met aij van mening, dat het hier gaat om een uit stedebouwkundig- en historisch oogpunt belangrijk gebied dat, mits goed ingericht, maar zij het voorlopig, een belangrijke beeldbepalende functie kan hebben voor de totale binnenstad? - Is het College van B. en W. ook met mij van oordeel dat, nu het er op lijkt, dat er de eerste jaren geen- plannen voor dit gebied ontwikkeld en uitgevoerd worden, gestreefd moet worden naar een voorlopige in richting van dit gebied? - Indien bovenstaande vragen door Uw College bevestigend beantwoord kunnen worden, is uw College dan bereid om de Gemeenteraad op korte termijn plannen betreffende dit gebied ter goedkeuring voor te leggen en niet eerder tot enige inrichting van het terrein opdracht te geven, dan nadat de Gemeenteraad een besluit dienaangaande heeft genomen? - Is het College van B. en bereid, nu uit veiligheidsoverwegingen, naar tot verdriet van velen, de lindebomen op de Eewal moeten worden gekapt, onmiddellijk opdracht te geven tot herbeplanting van de Eewal, met name ook op de plaatsen waar al eerder bomen sneuvelden en er parkoerplaatsen voor in de plaats kwamen? Als gevolg van de afbraak van een aantal opstallen, welke vroeger tot het complex van de gemeentelijke gasfabriek hebben behoord, is een open terrein ontstaan tussen het Hoeksterpad, het Hoeksterend en de oostelijke stadsgracht. Bit open terrein zal te zijner tijd waarschijnlijk voor een aanzienlijk gedeelte nodig zijn voor het realiseren van een definitieve oplossing van de verkeersproblematiek in deze omgeving. Het ligt naar ons oordeel voor de hand, dat in afwachting van het verwezenlijken van die plannen de parkeergelegenheid, die reeds eerder op een gedeelte van het terrein werd gerealiseerd, ter plaatse wordt uitgebreid en verbeterd, zulks met name ten behoeve van een betere bereikbaarheid van het winkelcentrum. Wij zullen de Bienst Stadsontwikkeling dan ook opdragen een plan te ont werpen voor het aanleggen van een eenvoudige parkeergelegenheid van tijdelijke aard op het vrijgekomen terrein. Zodra het plan met kostenbegroting in ons bezit is gekomen zullen wij het ter vaststelling aan de gemeenteraad voorleggen. Bij het geven van de machtiging tot rooien van een aantal lindebomen op de Eewal hebben wij de Bienst Stadsontwikkeling opdracht gegeven om zo spoedig mogelijk een herbe- plantingsplan voor de Eewal te ont werpen en dit bij ons in te dienen. Leeuwarden, 14 januari 1975» Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemeester. de Jong Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Schriftelijke vragen) | 1975 | | pagina 2