- 4 -
Ook zijn wij van mening dat
het een goede gewoonte is om
de bedoelde oommissie te raad
plegen over ingediende bouw
plannen, maar gezien het kader
waarin deze vraag werd gesteld
- en nu opnieuw wordt ge
steld - zal het duidelijk zijn
dat het ons daar nu niet om
gaat.
4. Is het college met ons van me
ning dat het ter voorkoming
van deze en soortgelijke on
verkwikkelijke situaties van
belang is dat:
a. er een gestructureerde in
formatie-uitwisseling
plaatsvindt tussen direc
ties, diensthoofden en ver
antwoordelijke wethouders
over de naleving van arti
kel 18 AAR?
b. de aanvragen en de al dan
niet verleende toestemming
voor het verrichten van ne
venwerkzaamheden volgens de
strekking van artikel F8
AAR worden geregistreerd?
c. in de circulaire die U van
plan bent rond te zenden
niet alleen nog eens met
nadruk wordt gewezen op het
bestaan van artikel F8 AAR,
maar ook wordt omschreven
binnen welke grenzen het
artikel wordt geïnterpre
teerd?
4a. Wij zien geen noodzaak tot het
instellen van gestructureerde
informatie-uitwisseling betref
fende artikel F8 AAR.
b. In een circulaire van 1 november
1983 wordt er op gewezen dat de
toestemming van Burgemeester en
Wethouders schriftelijk moet wor
den aangevraagd. Op deze wijze
zijn de aanvragen en de afdoening
ervan geregistreerd.
c. Wij zijn van oordeel dat de inhoud
van genoemd artikel voor zich
spreekt en zien geen noodzaak tot
nadere precisering.
Leeuwarden, 22 november 1983
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester.
mr. W.J.G. Reumer Secretaris.