- 4 -
6. Welke waarborgen kan het College
de Raad bieden dat het niet weer
kan voorkomen dat er oneigenlijke
beïnvloeding van gemeentelijke
plannen of beleidsvoornemens
plaats vindt zoals in het onderha
vige geval is gebeurd.
7. Welke maatregelen zal het College
nemen op de thans reeds bekende
feiten ten aanzien van het hoofd
van de afdeling Ruimtelijke
Ordening Management en de direct
verantwoordelijken teneinde duide
lijk te maken dat een dergelijke
wijze van handelen schadelijk is
voor (het vertrouwen in) het
gemeentelijk apparaat en bestuur.
6. Om situaties te voorkomen, dat de
voor een goede uitoefening van de
functie noodzakelijke objec
tiviteit (eventueel) in het
gedrang kan komen zijn wij voor
nemens door middel van een cir
culaire het artikel F8 van het
A.A.R. nogmaals met nadruk onder
de aandacht te brengen van het
personeel.
7Het College overweegt geen verdere
maatregelen.
Leeuwarden, 18 oktober 1983.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester.
mr. W.J.G. Reumer Secretaris.
Aanhangsel nr. 6.
Antwoorden op schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 47 van het Reglement
van orde voor vergaderingen van de Raad der gemeente Leeuwarden, namens de
P.V.D.A.-fractie ingediend door de heer J. Schagen, inzake vliegas en slakken
van de vuilverbrandingsinstallatie.
Uit een onderzoek van het Milieu- en Toxicologisch Chemisch Laboratorium van de
Universiteit van Amsterdam (d.d. december 1980) bleek, dat in het vliegas van
alle Nederlandse Vuilverbrandingsinstallaties dioxine en andere schadelijke
PCDD's en PCDF's voorkomen.
In een publicatie van het weekblad De Nije d.d. 20 oktober 1983 werd beweerd,
dat er uit de schoorsteen van de Leeuwarder VVI dioxinehoudend vliegstof wordt
gestoten en voorts dat de slakken PCDD's en PCDF's houdend vliegas bevatten.
1Zijn de beweringen gedaan in
het weekblad De Nije m.b.t. de
aanwezigheid van uiterst scha
delijke stoffen in het vliegas
en het vliegstof juist?
1Enige jaren geleden is door de
Universiteit van Amsterdam een
onderzoek uitgevoerd naar de aan
wezigheid van schadelijke stoffen
in het vliegas en de vliegstof van
alle vuilverbrandingsinstallaties
in Nederland. Dit onderzoek heeft
uitgewezen, dat er onder meer
sporen van dioxines zijn aange
troffen. Mede naar aanleiding
hiervan is in opdracht van het
Ministerie van Volksgezondheid,
Ruimtelijke Ordening en Milieu
hygiëne een nader onderzoek ge
start naar de aanwezigheid van
schadelijke stoffen in de restpro-
dukten van de vuilverbrandingsin
stallatie in Rotterdam. Afhanke
lijk van de resultaten zullen
eventueel verdere onderzoeken
plaatsvinden bij de overige vuil
verbrandingsinstallaties
2. Kan het college inzicht ver
schaffen in de wijze waarop de
restprodukten van de VVI wor
den opgeslagen dan wel uitge
stoten en welke veiligheids
voorschriften daarbij in acht
genomen worden?
2. Vliegas wordt inmiddels via een
geheel gesloten stofdicht systeem
afgescheiden en naar een silo
gevoerd. Dit vliegas wordt door
een particulier bedrijf stofvrij
afgevoerd en verwerkt. De slakken
worden tijdelijk opgeslagen op het
terrein van de vuilverbranding in
afwachting van afvoer en ver
werking.