Aanhan gs elnr10. Antwoorden op schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 47 van het Reglement van Orde voor de vergadering van de Raad der gemeente Leeuwarden, ingediend door de raadsleden de heer J.W. Duijvendak, mevrouw H.J. de Haan-Laagland en de heer P.E.J. den Oudsten. Bij de opening van de NAVOM op woensdag 1 oktober 1986 hebben zich (enige) ongeregeldheden voorgedaan in de omgeving van de Grote Kerk. Zo werd twee keer een blokkade uitgevoerd, werden enkele tomaten en eieren gegooid en een rookbom tot ontploffing gebracht. Van de kant van de politie is er - naar de indruk op dit moment op grond van beeld- en geluidsmateriaal en mondelinge ooggetuige verslagen - (te) fors opgetreden. Zo lijken de blokkades zonder enige waarschuwing/sommatie vooraf met harde hand verwijderd te zijn; zo lijkt een politieagent een toeschouwer bedreigd te hebben door zijn hoofd in de richting van de brandende "doodskist" te duwen; zo lijken politieagenten discriminerende uitlatingen aan het adres van de demonstranten te hebben gedaan, o.a. door deze uit te maken voor nazi-punks"vieze flikkers/homo's" Bij de politie is door een drietal demonstranten een aanklacht ingediend tegen het betreffende politieoptreden. Een meer algemene klacht over de discrimi nerende uitlatingen wordt overwogen. Over dit politieoptreden zouden wij U de volgende vragen willen stellen: Vraag 1a. Hoe luidde de instructie van de politieagenten die betrokken waren bij de ongeregeldheden? 1b. Was in deze instructie opgenomen hoe gereageerd diende te worden op eventuele blokkades? Antwoord 1a. De politie was in algemene zin ver en zocht een ongestoord verloop van de 1b. plechtigheid mogelijk te maken. Aangezien geen demonstratievergun ning was aangevraagd, was voorover leg over de wijze waarop een even tuele demonstratie zou kunnen plaatsvinden niet mogelijk. Niet temin was met demonstraties in die zin wel rekening gehouden dat intern was afgesproken dat daartegen niet zou worden opgetreden zolang zij geen verstoring van de openbare orde meebrachten. Om dit ook in de prak tijk enigszins zichtbaar te maken was een gedeelte van het plein nabij de toegang van de Grote Kerk met dranghekken afgezet. Demonstraties buiten de afzetting konden onbelem merd plaatsvinden; daarbinnen zou zulks, uiteraard afhankelijk van de aard van de gedraging, tot niet aan vaardbare verstoring van de openbare orde kunnen leiden. Deze uitwerking van de bovenweerge geven instructie acht ik geheel ver antwoord.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Schriftelijke vragen) | 1986 | | pagina 13